Zij

Zij is een monster, soms
ondraaglijk, niet te torsen.
Met messen komt ze op je af
en schilt je vel eraf
verdomme.

Dan draait ze zich om
snel, naakt, ruggegraat en
steekt haar tong, hard, in’t rond
om te likken, m’n bloed, pompt
en plots: genot.

Dan lief, streelt m’n wonden
verzorgend, fluisterend: mooie
woorden in m’n oren, hees
bijna niet te horen: heerlijk.

Dan slaan, overal, pijn. Trek haar
tegen me aan, laat niet los
streel haar.
Zeg haar dat ik van haar hou.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in poëzie. Bookmark de permalink.