Zelfportret van een Groninger

Geheel onverwachts bereik ik de ijle
grenzen van mijn geestesland en voel
de wind van een vreemdtalige verte
die fluistert in mijn verstand
je bent zo gelukkig als een kind.

Ik schrik en kijk wankelend over de rand
waar de nuchterheid, de hoeder van
mijn moederstaal, al weer
lachend op de fundering
staat in te slaan.

En woorden die
boven waren
vallen
onder
mij
vandaan.

Op de grond neem ik machteloos
de moker van het moederlijk wezen
ter hand en gebroederlijk kijken we
naar ons eindeloze vlakke land.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in poëzie. Bookmark de permalink.