In de cultklassieker Zen en de kunst van het Motoronderhoud begint een hoofdstuk met: De zon is op. Ik moest lachen toen ik het las, omdat ik het net zo interpreteerde als: de koek is op. Ik las het boek voor het eerst toen ik een jaar of twintig was. Vrienden in Delft lazen het ook. Het gekke was dat ik zeker wist dat ik het boek nooit had uitgelezen, wat tevens de reden was om het nogmaals te lezen. Of beter, dat ik het meteen met een vreugdesprongetje uit een kast griste in een kringloopwinkel te Groningen. Voor de goede orde, dat sprongetje was figuurlijk bedoeld.
In het boek wordt verslag gedaan van een rit op de motor door Amerika. De hoofdpersoon reist samen met zijn zoon, die achterop zit, hij is elf jaar oud. De vader filosofeert er obsessief op los. Hij is opgenomen geweest in een gesticht en behandeld met shock-therapie. De relatie met zijn zoon komt steeds meer onder spanning te staan naarmate het boek vordert.
Ik kan me zelfs herinneren dat A. in Delft nog tegen me zei dat ze het raar vond dat ik het niet uit had gelezen omdat zij juist wilde weten hoe het afliep met de zoon en zijn gekke vader. Volgens mij had ik gezegd dat ik dat deel van het boek niet zo interessant vond.
Op de laatste bladzijde bleek dat ik het verhaal de eerste keer ook al had uitgelezen. Mijn geheugen, en ook de uwe, is zo onbetrouwbaar als de pest. Of corona zo u wilt. Toch begreep ik het boek beter dan toen, althans dat denk ik te weten.
Gisteravond las ik in de bundel van Martin Bril genaamd De zon Schijnt (ik typte per ongeluk De zon schijt) een stukje over de Top 2000 waarin hij zich afvraagt waarom er ook zoveel herinnerd moet worden. Jeugdsentiment kon je maar beter loslaten, wilde hij maar zeggen. En geldt dat ook voor jeugdwroeging vroeg ik me af?
In Zedkvhmo stelt de schrijver dat Kwaliteit de basis is van alles. Hij heeft tevens een broertje dood aan Aristoteles.
En dan te bedenken dat de aanleiding voor dit stuk een traan was die uit mijn oog viel toen ik een appje stuurde naar mijn zoon (9 jaar) hoe het ging en of hij goed geslapen had, in het andere huis, bij zijn moeder.
Het mooie aan het einde van het boek is dat het goed afloopt met de zoon en de vader. Ze rijden goed geluimd het boek uit. In het licht van de traan die ik liet, ben ik geneigd te zeggen dat liefde de basis is van alles, of dat filosofie liefde niet moet uitsluiten. En dat A. gelijk had.
‘Ja goed, ik heb lekker geslapen,’ appte mijn zoontje terug, ‘gaat het ook goed met jou?’
Dit stukje delen