Afgelopen weekend keek ik weer eens een keer naar het schaatsen. Met name naar de schaatsmijl, de afstand waar het kaf van het koren wordt gescheiden.
De meest in het oog springende winnaar, letterlijk en figuurlijk, was natuurlijk Ireen Wüst op de 1500 meter. Met letterlijk bedoel ik dat er bij mij ook wat in het oog sprong.
De overwinning droeg Ireen Wüst op aan haar overleden vriendin Pauline van Deutekom. Snotterend reed ze haar ereronde. Tranen vielen op het ijs van Inzell.
Ik vond het nogal knap dat na het interview met een zeer emotionele Wüst, Dionne de Graaf en haar twee gasten met droge ogen hun analyse konden geven. Het verdriet van Wüst had mij ook in een wak gereden.
Ze zei na afloop, tegen die droogkloot van een interviewer: “Deze is voor Paulien. Ik hou voor altijd van haar.”
Dat ‘voor altijd’ klonk een beetje merkwaardig en wrang tegelijk. Net als het feit dat je altijd langer dood bent, dan dat je leeft. Maar dat terzijde.
De gasten in de studio roemden vooral haar sportieve prestatie, haar emoties werden aanvankelijk een beetje weggemoffeld. (Help, emoties!)
Het tafereel deed me denken aan de dood van een collega, meer dan 10 jaar geleden. Binnen een paar maanden na haar eerste ziekmelding was ze overleden. In de wandelgangen werd gezegd dat het zo beter was, omdat ze zoveel pijn had op het laatst.
Woede ontstak in me. Beter? Ze is goddomme overleden! Hoe kan dat in hemelsnaam beter zijn?
’s Avonds dronk ik overstuur het ene biertje na de andere, alleen in de kroeg, omdat ik haar dood niet wilde relativeren.
Ik begreep natuurlijk wel wat mijn collega’s bedoelden, toch kon ik er geen vrede mee hebben. Dat zag ik ook terug in het verdriet van Wüst, die wilde het ook niet accepteren.
En gelijk heeft ze, smoor de rouw nooit met kouwe ratio, lieve mensen.
