Verval

Tijdens het jaarlijkse fietsuitje in de Ardennen met een vriendenclub, smakte ik tijdens een afdaling met een fraaie salto tegen de vlakte. Het eerste dat ik dacht toen ik overeind kwam: lang leve de helm, waar flinke butsen in zaten van de stenen waar ik op gevallen was. Ik bleef even zitten of alles nog wel aan me functioneerde en wachtte op M. die achter me reed. Het viel allemaal mee, alleen wat schaafwonden.

We moesten nog een gevaarlijk stuk dalen en M. informeerde of het wel ging, want angst en dalen gaat slecht samen. Het gaat wel, zei ik, maar bij de eerste scherpe bocht naar rechts, met een steile afgrond, stapte ik af omdat mijn armen te veel trilden.

Even later voegde ik me met mijn Aleppo-hoofd weer bij de anderen die op een brug hadden staan wachten. Ze adviseerden me na een korte inspectie (Jezus, ach en oh) de bezemwagen te pakken. Aldus geschiedde. Bij het scheiden der wegen kon ik me niet aan de indruk ontrekken dat ze het weliswaar sneu voor mij vonden dat ik af moest haken, maar dat ze ook wel weer blij waren dat er ballast van de groep was afgegaan (the show must go on!). Ik was ook niet in vorm en kwam steeds als laatste boven, ik begreep het wel. Andersom zou ik het ook hebben gehad.

Gelukkig liep de geasfalteerde weg naar het basisstation lichtjes naar beneden en liet ik de zwaartekracht zijn gang gaan. De omgeving drong zich met deze slakkengang, nu pas, na al die fietsjaren, schilderachtig aan me op. Ik werd er stil van. Aan een boom naast de weg in de oever van een beekje zat een bord gespijkerd met de tekst “NO KILL”. Ik moest er om lachen, alsof het een bericht was voor de wereld. Ik maakte er een foto van.

De sportieve groepsworsteling (tijdens een beklimming dacht ik nog: deze oeroude berg lacht zich vast rot om dit groepje veertigers) sloeg om in een ingetogen solistisch tochtje. Ik stond vaak stil om foto’s te maken, onder andere van 28 haaientanden bij een parkeerplaats die de tand des tijds nauwelijks nog konden doorstaan en die prima pasten in het klassieke fotothema Verval. Het zou me niet verbazen als die reeks mijn doorbraak zou betekenen. Een geluk bij een ongeluk. Trakteer ik de jongens volgend jaar op een weekendje Ibiza.

Ik dacht terug aan de val, wat een geluk ik had gehad. Ik zag voor me dat de stenen zich wel in mijn schedel hadden geboord en dat M. me paniekerig aankeek (omdat hij terugdacht aan zijn vader en dacht: godver niet jij ook nog) en wat mijn laatste woorden dan zouden zijn geweest? Dat hij tegen mijn kinderen moest zeggen dat ik veel van ze hield (en ze zo graag had zien willen opgroeien!)?

Ik slikte een brok in mijn keel weg en kneep zachtjes in de remmen van het bestaan. Volgend jaar maar geen afdalingen meer. Ga ik mee als fotograaf.

0201 03

 

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.