Tumtum

Ik liep vandaag langs een klaslokaal van de school van mijn zoontje en ving een begin op van een tirade van een lerares die tegen iemand schreeuwde: Jij lelijke strontaap! Wat denk je wel niet?

Mijn zoontje was verleden jaar begonnen met stotteren. Mijn hart brak ervan. Niet dezelfde lijdensweg als ik, dacht ik. De juf van dat jaar was het ook opgevallen en raadde me logopedie aan voor een diagnose. Hij bleek een milde variant te hebben.

Vandaag zou zijn laatste keer zijn, zo was hij vooruitgegaan. Eigenlijk was bewustwording voor hem al genoeg om zijn praten wat fine te tunen. Af en toe terugschakelen bij moeilijke woorden en op de juiste momenten weer gas geven. Daar had die hufter maar een paar sessies voor nodig, ik deed daar vijf jaar over.

De school binnenlopend zei de schoolleider die in de hal stond: Ja, ze zetten de deur op een kier en roepen dan: vuile rothoer! Ik heb er al een klacht over ingediend.

Raar fenomeen, schelden. Op basis waarvan kies je het scheldwoord? Die strontaap leek er eentje die je er zonder na te denken, uitflapt. Toen ik het hoorde dacht ik eerlijk gezegd aan een witte schooljuf en een zwart jongetje. Het kwam me een beetje koloniaal over. En wat is dat eigenlijk, een strontaap? Ik kon me niet heugen dat ooit gebruikt te hebben.

Rothoer daarentegen. Die heb ik in gedachten weleens gebruikt. Als ik jaloers was of als de verkering uitging. Kuthoer om precies te zijn. Rothoer zegt niemand, alleen kinderen van een school bij mij in de buurt.

Gisteravond zag ik Renée Soutendijk op tv die speelt in de serie Moordvrouw, waar Jan Mulder terecht over opmerkte dat deze serie eigenlijk Moordwijf had moeten heten.

Bij de logopedie kregen we als toetje nog kaartjes te lezen met variaties op de kat krabt de krullen van de trap. Toen ik aan de beurt was en een zin voorlas met heel veel dek, en bed zei de logopediste tegen Tim: O, je vader is een natuurtalent. Ik glimlachte en stopte het compliment snel in mijn broekzak. Ongewild dacht ik terug aan mijn optreden in een klein zaaltje in Groningen waar ik gedichten voorlas, heel lang geleden. Ik had tegen de organisator gezegd dat ik eigenlijk niet wilde omdat ik stotterde. Hij zei toen dat stotteraars vaak goede dichters zijn, juist vanwege die struikelklanken.

Op de terugweg van de logopedie ving ik een gesprek op van twee mannen die achter ons liepen. Op een gegeven moment zei de jongste: Ben jij ook scrummaster? Ja, geweest, zei de ander.

Ik kreeg zin om een stotterzin te maken met scrum, scrotum en rum. Tim wordt ook wel tumtum genoemd. Hij wordt drummer.

Tegen die organisator van destijds zou ik nu willen zeggen: Goede dichters zou ik niet durven beweren, maar wel goede voorlezers.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.