Ik moest documenten scannen met een kopieerapparaat dat gelukkig helemaal aan het eind van een lange gang stond. In de luwte.
Op het moment dat de eentonigheid van deze klus me teveel werd, na 10 minuten ongeveer, drukte ik de oortjes in mijn oren. Alle eentonigheid smolt als sneeuw voor de zon toen het eerste nummer begon. In deze troosteloze uithoek vond ik troost in mijn eigen muzieksmaak. Het kopieerapparaat werd een draaitafel waar ik achter stond als een dj, mijn hoofd schudde mee op het ritme, mijn handen steunden tegen het apparaat aan. Eens te meer werd me duidelijk hoe belangrijk muziek is, zijn helende werking, de energie die het geeft, zeker als je achter een kopieerapparaat staat en documenten moet scannen.
Het nummer Garf van Lambchop kwam voorbij, een klassieker uit mijn studententijd. Iemand met een hogere salarisschaal dan ik kwam de gang op en vroeg aan mij of het kopieerapparaat kapot was. Hij zag mij misschien aan voor een technisch medewerker van HP. “Nee,” zei ik. Hij liep weg en ik vond het jammer dat ik niet “Ja” had gezegd.
De gang eindigt met een deur, een nooduitgang, met glas, zodat je naar buiten kan kijken. Het was helder weer, zacht. Vlak achter de deur is een trap, een brandtrap naar ik aanneem, van ijzer.
Terwijl ik rek- en strekoefeningen doe en naar die deur kijk, verschijnt er opeens een ekster ten tonele, onder de trap. Hij ziet mij niet, denk ik, anders was hij wel weggevlogen. Ik zie nu pas hoe mooi zijn lange zwarte staart is, dat blauwig oplicht in het zonlicht. Als hij weghuppelt, komt er zelfs een tweede ekster. Ik glimlach dat de natuur zelfs op 8-hoog mij van zijn mooiste kant laat zien. Waar heb ik dat aan te danken?
Het zijn is soms een strijd tussen realiteit en verbeelding. De realiteit beukt mij meestal murw, als een domme bokser. De kracht van verbeelding is dan een goede verdediging.
Zo werd ik vandaag gered door twee eksters en muziek (Mazzy Star, Moss, Arctic Monkeys, Unknown Mortal Orchestra om er een paar te noemen).
Op de terugweg, vlakbij ons huis, zag ik een kat die mij opeens opmerkte terwijl hij een stenen trap opliep. Hij stopte en draaide zijn koppie. Ik maakte een geluid met mijn lippen dat hij negeerde. Hij trippelde verder naar boven. Op zich is het niet zo bijzonder dat een kat een trap oploopt, maar deze deed het zo elegant en lichtvoetig dat ik moest glimlachen.
Ik bedenk met net dat deze kat, net als de eksters, helemaal zwart en wit was.
U snapt nu wel dat die dag voelde alsof ik Muhammed Ali was. Ik danste die realiteit helemaal suf.
Dit stukje delen