Met Koningsdag zijn de kinderen gewend iets te kopen voor weinig en zelf wat centjes te verdienen, zoals vorig jaar met lege tomatenblikjes en een paar balletjes, die we braaf bewaard hadden. Maar nu waren we niet in Amsterdam, maar in Sint Maartensvlotbrug. Alleen die naam al. Callantsoog leek de beste kandidaat voor een alternatief van de vrijmarkt die we gewend waren.
Mooi niet. Na 10 minuten waren we al weer weg.
Den Helder dan maar. In de haven bij een grote parkeerplaats, handig met die witgestreepte vakken, hadden wat lieden, waarvan de meeste er nogal minderbedeeld uitzagen, hun spullen uitgestald. De meeste waren echter alweer bezig de spullen op te ruimen, vermoedelijk vanwege het miezerige weer en de armetierige omzet. Ook daar was het niet druk, laat staan gezellig. In een koepel stond een meisje te zingen, niemand had oog voor haar, alleen een paar kinderen stonden voor het podium, maar dat was omdat ze een levensgrote Minion een handje wilden geven die een beetje onnozel om zich heen stond te zwaaien voor het podium. Leuke job, alhoewel, koud zal je het niet hebben.
Ik keek even naar het meisje op het podium (iemand moet het doen) dat een nummer zong van Doe Maar, Smoorverliefd. Een beetje ongelukkige keuze als je het mij vraagt. De zon wilde er ook niet van doorbreken. Een man met regenjas keek naar me op in het voorbijgaan en zei: Ja, daar schieten de tranen van in je ogen hè? Ik zei: Ja, inderdaad, hartverscheurend. Terwijl we een loempia aten verderop werd het meisje uit haar lijden verlost door een mevrouw die haar bedankte. Ze kreeg geen applaus.
Onderweg ernaar toe waren mij met name de mannen opgevallen die ik zag. Zeebonken. Groot, vooral het bovenlijf, met machtige schouders en smalle heupen. Ik had niet het idee dat ze er veel aan vonden, dat ze het meer deden voor hun vrouw of vriendin. Ze dronken ook niet, misschien waren het toch geen zeelieden.
Mooiste tafereel dat ik zag was een bejaard stel dat de spullen in hun auto laadde. Ze hadden ruzie met een stuk grondzeil. Ze spraken niet, ze deden alles met gebaren en kreten. De vrouw zuchtte (wat bedoel je, eikel?) en de man gromde richting een punt in haar buurt dat steeds omhoog waaide (dat zie je toch?! Dom wicht.). Die waren vast al jaren gelukkig getrouwd, kon niet missen.
Schagen nog geprobeerd. Zelfde laken een pak. Wel veel minder zeebonken. De kleine wilde per se dat we het blik gooien nog gingen doen, ook al liepen er alleen een paar honden op straat. Zo gezegd zo gedaan. Uiteindelijk gingen ze zelf maar gooien.
Terug naar Callantsoog. Onderweg groeide het besef hoe anders en vooral beter het toeven was in Amsterdam. Nergens was live muziek, zelfs geen 12 in een dozijn cover band. Niks. In Callantsoog ook niet, terwijl een dame van de Blokker nog met pretoogjes eerder had gezegd dat je Callantsoog niet uit hoeft op Koningsdag, bij de Taveerne was het altijd gezellig, met muziek enzo. Okay, een dame zong wel mee met een (geluids)bandje, net als in Den Helder, maar dat zou ik geen muziek noemen, eerder entertainment of voorgrondgeluid. De DJ had de meeste lol, om zichzelf, als hij weer eens in de microfoon oreerde. Het bier vloeide rijkelijk in kleine dure glazen. Er werd veel gerookt, onder de luifel, uit de wind. Ik was zeker niet de oudste daar. Meat Loaf, Whitney Houston, Cha Ka Khan, dat werk. Ik hou er niet van. Vroeger ook al niet. Zeebonken zag ik ook niet, meer kleine gedrongen types. Zeebanket?
Bij het naar binnen lopen voor de drank schrok ik soms van de dames die in het voorbijgaan iets tegen me zeiden of schreeuwden. Niet zozeer om wat ze zeiden, maar om de lagen make-up of de rimpelvelden op de wangen, rivierdelta’s vanuit een satelliet gezien.
Bij de bar keek ik naar rechts en deinsde achteruit. Martin Bril zei dat een schrijver de plicht heeft schoonheid te zoeken, maar niet in de val van de ernst te trappen. Die schoonheid stond naast me, een meisje, 17 misschien, met zwart haar, zwarte wenkbrauwen en donkere ogen. Een filmster in ieder geval, weggelopen uit een film noir. Zonder dat ze het doorhad. Ik wilde haar vragen of ik haar een keer mocht fotograferen, maar ik zag ervan af.
We gingen. Tim wilde een snack. Bij de Albert Heijn scoorde ik nog wat bier en wijn. Volgend jaar maar weer thuisblijven.
Schiet me net te binnen, ik hoop dat die filmster, net als ik een paar keer in de auto heb gedaan, op maximaal volume het nummer van Harry Styles gaat luisteren, Sign of the Times, en mee gaat brullen met het bevrijdende: We gotta get away from here!!
Ik hoop dat dit niet te ernstig was.
Dit stukje delen