Tranendal

Dit wordt een beetje een treurig stukje.
Vanochtend stond ik de Albert Heijn en besloot een Volkskrant te kopen, een fout die ik wel vaker maak als de agenda opeens leeg is. Aan de keukentafel verslond ik de teksten over de PvdA-dissidenten in de Eerste Kamer die tegen de veranderde zorgwet stemden. Principes versus de partijdiscipline in een poldermaatschappij. Dat Edith Marktwerking Schippers in het zicht van de haven te kakken werd gezet, was mooi meegenomen.
Het begon goed zal ik maar zeggen, maar een pagina verder werd de afdaling al ingezet.
Die aanslag op een school in Pakistan.
Zo’n slordige 100 kinderen het hiernamaals ingeschoten.
Mijn keel sloeg er van dicht.

De Volkskrant was zo aardig het stuk te begeleiden met een opsomming van soortgelijke gruweldaden, waaronder de aanslag op een school in Beslan, die ik me nog goed kon herinneren omdat mijn dochter in de nasleep van die aanslag het licht zag. Als pasgeboren vader werden de woorden dat een kind naast vreugde ook zorgen brengt, meteen concreet.
Ik sloeg de pagina om en werd gegrepen door het verhaal van twee Australiërs die hun leven hadden gegeven voor een ander tijdens een gijzeling. De eigenaar van het café wilde tevergeefs de gijzelaar zijn geweer ontfutselen en een vrouw had een kogel opgevangen voor haar zwangere vriendin. Ik kon mijn tranen nauwelijks meer bedwingen.

Eenmaal de krant verslagen, ijsbeerde ik door de gang en voelde dat ik er een stukje aan moest wijden. Dat heb ik wel vaker als fenomenen, zoals vochtige ogen, zich in een reeks aandienen.
Ik herinnerde me het gesprek dat ik met mijn dochter had tijdens het achtuurjournaal over die gijzeling in Sydney. Vooraf vond ik het wel didactisch verantwoord dat zij het journaal met mij zou kijken. Het journaal opende echter met de explosies in het café waar ik zelfs van schrok. Maar uitzetten die tv? Na de afronding (ik typte bijna onthoofding) van het item zei ze: Huh? Ik snap er niks van.

Achteraf denk ik: zo lang mogelijk vasthouden dat je er niks van snapt, want wat heb je aan vroege wereldwijsheid? Voor realiteitszin en cynisme is nog alle tijd. In werkelijkheid zei ik dat een gemene meneer mensen gevangen hield en dat de politie de man neer moest schieten om de mensen te bevrijden.
O, zei ze.
En ik moest ook aan mijn moeder denken, in de tijd dat we samen naar tv keken en zij mij trakteerde op anekdotes. Zo vertelde ze dat Herman van Veen een keer op tv was gaan grienen omdat hij zich het lot aan had getrokken van de minder bedeelden in de wereld. Het werd hem kwalijk genomen dat hij de tranen de vrije loop liet, waar ik dan weer niks van snapte. In de gang, als een ijsbeer, jaren na dato, begreep ik hem wel.

Ik moest ook denken aan de verzadiging die optreedt als je elke dag in de krant een gruweldaad leest. Je zou dus kunnen zeggen dat ik te weinig de krant lees, misschien werd dat Herman van Veen destijds ook verweten, dat hij te weinig de krant las, te weinig eelt op zijn ziel had gelezen. Een watje, zeg maar.

Voordat ik het vergeet: ik schoot in de lach op de laatste pagina van de krant, bij een tekening van Gummbah. Een grote lege tuin, bij een landgoed wellicht, een beetje wazig, met als onderschrift: Weggelachen dichter.
Pure poëzie, als je het mij vraagt.

Zo bezien is de laatste pagina van de krant datgene waar je je nog aan vast kan klampen, de spreekwoordelijke strohalm. Waarvoor dank nog, Volkskrant, want ik was al weggezonken in de waanzin van alledag.

Ik weet nog dat ik in de gang, worstelend met de (on)zin van dit stukje, de gedachte vatte dat het lezen van de krant is als het leven zelf: een heleboel tranen en een lach. Of toch maar de gezellige Telegraaf een keer pakken?

Wat ook nog zijn invloed had, was het maken van een fotoboek voor mijn dochter omdat ze binnenkort tien wordt. Nooit bij stilgestaan dat zoiets sterk op de traanklieren werkt. Ik hield het in ieder geval niet droog, zeker niet als ik stilstond bij haar meest uitbundige, recht in de camera kijkende, lachende close ups, waar je de levensvreugde en de onschuld af kon scheppen, een aantal jaar geleden alweer. En het slotakkoord, op de achterkant, die hakte er misschien wel het meeste in. Wat moest er staan? Meer dan dat we van haar hielden, werd het niet. Een uitroepteken had wellicht ook volstaan. Van een vraagteken naar een uitroepteken, dat willen we allemaal!
Toch?

En ik moest ook denken aan mijn vader die vandaag meedeelde via Whatsapp dat zijn huis definitief was verkocht. Het had hem pijn gedaan, zijn ouderlijk huis dat hij eigenhandig had verbouwd, met een beetje bloed en zweet van mij en mijn broer, lang geleden, te moeten achterlaten, zo was te zien aan zijn ogen toen ik laatst bij hem was. Ik heb het niet van een vreemde, zou mijn moeder zeggen.

Ik zou willen besluiten met het verzoek dat naast de tegel, een dag niet gelachen, een dag niet geleefd, een tegel zou moeten hangen, wie de krant leest, kan tranen verwachten. Of, wie zonder tranen is, moet zijn ogen een keer na laten kijken.
Of een foto van een kale ui. Met als onderschrift: er mag gehuild worden.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.