De kinderen verveelden zich in de vakantie en werden jaloers van de berichten die ze uit het buitenland kregen van hun vrienden. Een paar dagen later reden we richting de Belgische grens voor een dag Gent en een dag Antwerpen. Vooral Gent stond in mijn geheugen hoog op de lijst van mooie steden.
Dat mijn geheugen nogal roestig begint te worden werd me meteen duidelijk in het centrum van Gent. Twintig jaar geleden was ik er voor het laatst. De stad was veel mooier dan ik dacht. Ik waande me in een Harry Potter-film. Kennelijk was ik er 20 jaar geleden niet helemaal bij met mijn hoofd, wat ook zo was. Te veel bier, concludeerde mijn dochter.
Voordeel van het uitstapje was dat ik niet de hele tijd met mijn neus in het nieuws zat. Oekraïne. De oorlog. Nucleaire dreiging zelfs. Ik dacht, heel egoïstisch, aan mijn kinderen, in wat voor wereld ze momenteel zijn. Konden ze maar ruilen met mijn jeugd waar de ellende nog een vertrouwde ver-van-mijn-bed-show was.
(Ik realiseer me nu pas dat sommige mensen misschien opgelucht zijn dat de oorlog voor hen nu eens niet dichtbij is.)
In het eerste jaar van mijn studie heb ik nog een spreekbeurt gegeven, bedacht ik me, over de Irak-oorlog, die veel overeenkomsten vertoont met deze, tenminste de valse gronden waarop hij is gestoeld. De eerste minuut van de spreekbeurt klonk mijn stem als een Kalasjnikov, zo stotterde ik.
Ik moest ook denken aan de term ‘Politionele acties’ en Poetins’ ‘militaire correctie’.
Terug naar Gent. ’s Nachts om 5 uur werden we opgeschrikt door een alarm en een dame die door de luidsprekers galmde: ‘Wegens een technische storing dient iedereen het hotel te verlaten’. Nondeju, dacht ik, het komt nu wel heel dichtbij. Omdat het zo koud was, sommeerde ik de kinderen wel de kleren aan te trekken. Vera kon haar sokken niet vinden, Tim hielp met zoeken. Ik werd mega-chagrijnig. We liepen tien minuten later richting de uitgang toen een dame van het hotel meedeelde dat het loos alarm was, iemand had op de kamer gerookt.. Het lijkt Oekraïne wel, wilde ik zeggen, maar dat ging mij zelfs te ver.
Het duurde lang voordat we weer in slaap vielen. We herhaalden steeds de dingen die we zeiden net na het alarm, vooral het melige gesprek over de sokken van Vera, want die bleken aan de voeten van Tim te zitten.
Rond het middaguur betraden we een grote kerk waar een tentoonstelling was van Salvador Dali. Kunst, had ik zelf ondervonden, is troostend (als je in de put zit) en de combinatie met een kerk paste goed bij die gedachte. Het was er steenkoud, de verwarming stond uit, wellicht uit protest. Tegen mijn dochter zei ik dat Dali een soort fantasy-kunst maakte om haar wat warm te maken want ze houdt van dat (film)genre. Surrealisme was de officiële lezing, lazen we even later. Ik dacht terug aan mijn broer, hoe ik met hem ooit naar een Dali keek.
In de kerk werden beelden van Dali op de hoge muren en de gewelven op een Escher-achtige manier geprojecteerd . Ik dacht aan Oekraïne, aan het surrealistische karakter van de realiteit daar. Het moeten leven in een nachtmerrie vanwege de droom van een ander.
De volgende dag waren we in een fotomuseum in Antwerpen. Er was een tentoonstelling over (stereotype) mannelijkheid. Mijn gedachten gingen ook daar weer richting de oorlog, naar Poetin. Mocht hij ooit nog worden berecht voor zijn misdaden dan zou hij voor straf in ieder geval ook die tentoonstelling moeten zien, maar dat zal wel te surrealistisch zijn.