Ik ging van huis en liep gesomberd naar de Albert Heijn. De inkt in mijn pen was dik als stroop, het wilde er maar niet uit. Het enige dat ik nog op papier kreeg waren laffe vraagtekens.
In gedachten verzonken sjokte ik langs de groente. Wat moest ik ook alweer kopen? Wc-papier? Eten voor vanavond? Geen idee. Een bosje remedie misschien.
Toch was dit keer de crisis anders. Dieper. Wezenlijker. Niet dat ik met een stuk bezig was, zeker niet, maar ik moest denken aan de bankencrisis van zo’n tien jaar geleden, als metafoor voor mijn misère. Too big to fail. Een siddering ging langs mijn rug terwijl ik een citroen in mijn mandje liet vallen.
Ik schudde mijn hoofd om die grote gedachtes kwijt te raken. Oh ja, gewoon doorgaan, dacht ik, dat was de remedie. Ook al lijkt het niet interessant, gewoon opschrijven die handel!
Dat meisje van negentien bijvoorbeeld dat meedeed aan Masterchef Australië. Haar enthousiasme in combinatie met die verlegen lach was zo aanstekelijk, dat er tranen uit mijn ogen rolden. Ik moet het straks maar opschrijven, mijmerde ik, ook al is het geen verhaal.
Straks val ik inderdaad om, dacht ik, en als niemand mij opvangt, kan dat wel eens grote gevolgen hebben.
Ik begon opeens hard te lachen. De dame achter het brood keek verschrikt op.
Snel liep ik de hoek om. Misschien was dat ook wel de oorzaak van deze crisis, dacht ik, dat ik zulke onzinnige dingen denk. Hoe zei die gast dat ook alweer op tv? Dat naarmate je ouder wordt je steeds beter gaat begrijpen waar je je wel druk over moet maken en over welke zaken niet.
En gisteren, die mevrouw die vertelde dat kwetsbaarheid bij mannen juist aantrekkelijk is. Dat was het opschrijven ook niet waard, maar je moet wat.
Als ik de kassadame nou eens onzedelijk betast, dacht ik, dan heb ik wellicht een actueel aanknopingspunt. Maar ook wel weer veel gedoe. En gekrijs. Ik ben gewoon ziek, dat zal het zijn, dat ik zoiets denk. Een griepje wellicht, of weer dat vermaledijde alinea-virus. Misschien moet ik voor de zekerheid wat aspirines meenemen.
Bij de kassa aangekomen, zag ik tot mijn ontsteltenis meneer Block de winkel binnenwandelen, met die irritante glimlach op zijn mond. En zo’n hoed, dat kan toch niet? Wie denk hij wel dat hij is, Memphis Depay? Hij bleef bij de kranten staan en pakte een Volkskrant die hij begon te lezen.
Ik rekende af en stopte knarsetandend de spullen in de plastic tas, terwijl ik onophoudelijk naar de rug keek van meneer Block.
Wedden dat hij straks de krant teruglegt zonder te betalen?
Niet veel later lag meneer Block plat op de grond, kreunend en al, vlakbij de legeflessen-machine. Op zijn rug allemaal kranten. En het rekje.
Je zag de schrik en ontsteltenis in zijn ogen terwijl ik hem aankeek. “Sorry,” zei ik, “ik verloor mijn evenwicht, dat heb ik anders nooit. Prettige dag nog.”