Stel je niet aan

Ik maakte ’s avonds een wandeling in de buurt en rustte uit op een terras waar ik een biertje dronk. Naast me zat een drietal. Twee blanke mannen, een met krullen en de ander met stoppelbaard, waren in gezelschap van een zwarte dame met mooi bijpassende gele hoofddoek. Ik kreeg het idee dat ik ze al eerder had gezien, ruim een jaar geleden.

De man met krullen was nogal dronken en luidruchtig. Nog voor en wel ik zat, zei hij: ‘En toen zag ik die vogel in de boom en ik keek nog eens goed.. het was een uil. En een uil betekent twee dingen..’ zei hij gewichtig, ‘verandering en eh.. een boodschap.’ Hij keek de dame diep aan met zijn loddige ogen. Ik was bang dat het nu politiek werd vanwege die uil. Maar zij zei vertwijfeld: ‘Maar een uil is vooral wijsheid toch?’

Dat dacht ik ook.

Het was inderdaad zo dat ik ze al eerder had meegemaakt. De man met stoppelbaard had in de bak gezeten, zeven jaar maar liefst. Maar goed, vanwege die uilen kon ik de verleiding niet weerstaan om er toch een stukje aan te wijden. Helemaal toen er nog meer beesten kwamen opdraven. Ze hadden die middag namelijk een mooie vogel op het terras gezien terwijl ze döner aten. We moeten die vogelaar bellen, had Stoppelbaard tegen de dame gezegd.

Vond ik mooi, een döner-vogel. Of vögel.

En het werd nog gekker.

De dame herhaalde steeds dat ze bang was voor een muis of rat. Krullemans zei aldoor: stel je niet aan. Even later werd duidelijk dat hij een python had die af en toe een knaagdier kreeg om door te slikken.

‘I love him, I’m weird,’ zei Krullemans liefkozend over zijn slang.
‘Ik was zo bang,’ zei ze weer.
‘Stel je niet aan. Het is een fobie.’
‘Ja, ik weet het, ik kan er niks aan doen.’
‘Stel-Je-Niet-Aan,’ zei hij staccato, ‘ik snap het niet, echt ongelooflijk, waarom zou je.. Maar goed, ik ben bang voor kakkerlakken. Als ik die beesten in mijn huis zie, ga ik meteen verhuizen!’

Dat leek mij een geschikt moment voor de vrouw om tegen hem te zeggen dat hij zich niet aan moest stellen. Toch deed ze het niet.

Iedereen heeft zijn eigen fobie, ging Krullemans verder. Stoppelbaard bleek bang voor voeten te zijn en een gezamenlijke vriend was bang voor kelders.

Twee gasten kwamen aanzetten. Van Turkse en Indische origine. De Indiër had de finale verloren in een poolcafé verderop. Stomdronken. Hij praatte zeer luid en vroeg nog hoe ik heette. Er kwam bier en chips. Dat was het moment waarop ik spijt kreeg dat ik daar was gaan zitten. Het zou weleens uit de hand kunnen lopen.

Glasgerinkel.

‘Je bent aan de flakka of crack,’ zei Krullemans tegen de Indiër nadat hij zijn glas omstootte. Die legde uit waarom hij verloren had en dronken was: vanwege pijn aan zijn schouder.

‘Stel je niet aan,’ zei Krullemans, ‘Prince zei: don’t cry over pain, cry over love.’

Een akoestische gitaar die voor de voeten lag van het drietal werd ruw uit zijn hoes gehaald. Ik zag het al voor me dat Krullemans deze kapot zou slaan op het hoofd van die Indiër. Maar nee, hij begon te tokkelen met zijn rechterhand terwijl hij het kapotte glas over de snaren heen en weer liet glijden als was hij Ry Cooder.

Een betere afronding had ik niet kunnen bedenken. De avond gleed weg in melancholische blues-tonen.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , , , , , . Bookmark de permalink.