Smeergod

Mijn zoontje kan nog niet bijster goed zijn broodje smeren omdat wij dat altijd voor hem doen. Het is erin geslopen zonder dat we er erg in hadden en het rare is dat het ongeveer het enige is waarbij hij het wel best vind om het niet zelf te doen. Bij al het andere (veters strikken, tandenpoetsen etc.) riep hij altijd: “Nee! Ik wil het zelf doen!”. Als ik degene was die hem wat probeerde bij te brengen dan kwam er meestal ook achter aan: “Je bent irritant papa!”

Als hij een vriendje meeneemt, zoals gisteren, komt het broodsmeereuvel vrijwel meteen boven drijven, omdat het vriendje zelf het broodje gaat smeren. Ik plaag T. dan meestal met de opmerking dat het heel goed is dat die jongen zelf zijn boterham smeert omdat T. dat nog niet kan. Gisteren keek T. me half lachend aan en zei dat hij dat heus wel kon.

Zodoende ging hij voor het eerst in lange tijd weer zelf boter op zijn brood smeren waarbij het meeste midden op de boterham bleef plakken. Wij, zijn zusje en ik stonden als stuurlui aan de wal cynisch commentaar te leveren.

Omdat hij een paar keer “Jezus” zei, zei ik iets van: “Kijk, T. vraag zelfs hulp van boven, van de Smeergod waarschijnlijk.”

Het is niet chiq om om je eigen grap te lachen, maar toen mijn dochter stuk ging van die opmerking deed ik het toch.

Niet veel later vloog er een rubiks kubus over de tafel heen richting het hoofd van V. die hem net kon ontwijken. T. stampvoette naar zijn kamer met tranen in zijn ogen.

Toen alles weer was bedaard en T. op zijn tosti stond te wachten, moest hij toegeven dat hij Smeergod ook heel grappig vond.

Dit stukje gaat verder nergens over, je zou er alleen aan kunnen denken dat er naast de tandenfee ook ruimte in het opvoedingsschema zou kunnen komen voor de Smeergod, hoe smerig het misschien ook klinkt. Of smeuïg.

 

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column. Bookmark de permalink.