Onderweg 2

Voor me in de bus naar Centraal zit een dame met donkerrood geverfd haar dat wordt beschenen door de zon. Ik moet me inhouden het niet aan te raken, of een foto te maken met mijn mobiel waar ik dit nu op intyp. Ze stapt alweer uit, helaas. Eén halte was het maar, één halte pure schoonheid.

In de trein naar Den Helder kom ik schuin tegenover een dame te zitten die bij het raam zit. Ze tuurt naar haar telefoon (het zal eens niet) en heeft een turquoise hoofddoek sierlijk om haar hoofd gedrapeerd. Haar make-up is dik aangezet en zwart. Het zou eigenlijk in de mode moeten raken, zo’n hoofddoek, gewoon omdat het mooi is. Toen ik ging zitten, was er even oogcontact met haar. Ik glimlachte lichtjes, zij ook.

Ik ben ook bij het raam gaan zitten om beter naar buiten te kunnen kijken. Mijn benen hangen schuin naar rechts, bang om de hare te raken. Dat lijkt gevoelsmatig erger dan bij iemand zonder hoofddoek. Omdat ik mijn zonnebril op heb, gluurde ik stiekem nogmaals naar die hoofddoek en geconcludeerd dat deze museale kwaliteiten bezit.

Mijn rug doet pijn van het scheve zitten. Teruggaan naar de eerste plek, of is dat verdacht?

Koeien die drinken uit de sloot. Ik krijg er dorst van.

Toch teruggegaan naar de oorspronkelijke plek bij het gangpad. Ze keek even op van haar telefoonscherm met een kleine beweging van haar wenkbrauwen.

We passeren station Uitgeest waar ik Johan Cruijff (als het ware) zag in het gras toen ik daar foto’s ging maken, zo’n jaar geleden. Ik draaide mijn hoofd mee naar de plek als was het een boei in het water.

Het raam heeft een irritante kromming. Het doet me denken aan Krommenie. Zou dat Afrikaans zijn?

Koude aircolucht. Bah. Anderzijds was ik daardoor wel even in Griekenland, met mijn broer, in die ene kelderbar waar ik voor het eerst een airco hoorde, voelde en rook. Ik had daar in eerste instantie meer aandacht voor dan de meisjes. In eerste instantie hè?

Sportvissers in zwembroek op een campingstoel langs het kanaal. Dat is een soort porno, ik weet alleen nog niet wat voor soort. Landschapsporno?

Een zwarte hond die meerent met de trein, wild en blaffend net als onze hond vroeger, Kora, die ook als een malle meerende langs die hoge heg. En dat ik er al schreeuwende achteraan rende, bang dat hij onder de trein zou komen of tegen fietsers en auto’s zou botsen aan het einde van het fietspad waar de overgang was. Maar niks hielp. De trein was gelukkig altijd sneller.

Overstappen.

Een jong meisje in de bus in Den Helder, die ook in de trein zat, heeft haar schouders en gezicht licht verbrand. Niet helemaal, maar flarden, alsof ze model heeft gestaan voor een schilder uit de jaren 80.

De boot naar Texel is groot. Veel te groot. Een varende verschrikking. Ik waan me in het ruimteschip uit de film Wall-E.

Net een biologisch dynamisch saucijzenbroodje opgegeten. (Die twee bijvoeglijke naamwoorden kloppen natuurlijk niet, maar dat denk ik erbij voor mijn dochter.)

Als ik naar mijn plaats loop, zie ik twee jongens en een meisje lopen als was het een poster van een avonturenfilm; je ziet de verrukking in hun ogen. Er straalt een groots verlangen vanaf voor wat komen gaat. Ik herken het, van vroeger.

Buiten blaast een vader met een baard op de wang van zijn kind. Hij lacht er steeds bij. Het kind doet het niet zoveel.

———-

Texel. Ik begin het steeds meer te waarderen. Toen ik jonger was, vond ik eilanden waar auto’s mochten rijden stom. Nu maal ik er haast niet meer om.

Ik schrijf de boodschappen naast Kanye West op een stukje krant. Daarna scheur ik het af.

In een andere krant die ik lees, staat buitennissigger met dubbel n, dubbel s en dubbel g. Een verkeerd gespelde schoonheid, buitenissig. Misschien wel het mooiste woord ooit.

Verder zijn er al drie columns voorbij gewaaid die ik links laat liggen omdat het vakantie is en ik last heb van mijn nek. Eentje zou gaan over Vindicat, hoe terecht het is dat die club een keer op zijn kloten kreeg.

Een kindje op het strand heet Nanno. Die naam ken ik ergens van. Het was leuk om die naam te horen, vooral toen die jongen zand naar zijn zusje smeet. “Nanno! Níet doen!”

Van de terugreis heb ik geen aantekeningen. Dat komt misschien in de toekomst als de auto’s ons niet meer nodig hebben.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , , , , . Bookmark de permalink.