Vorige week reed ik met mijn zoon naar dansles. Het was koud, waterkoud zoals dat heet.
We waren nog nauwelijks 100 meter vertrokken of ik hoorde hem al neuriën, zingen en praten. Dat doet hij wel vaker als hij achterop zit. Geen idee wat hij zingt of zegt. Het liefste zou ik stoppen en iets opmerken over zijn gezang en gepraat, maar de kans is natuurlijk groot dat ik hem uit zijn gemoed haal.
Terwijl ik mezelf afvroeg hoe ik in vredesnaam mijn hoofd een beetje warm kon krijgen, hoorde ik hem nog steeds. Hoe deed hij dat toch? Had hij niet door dat het pokkenweer was?
Misschien moest ik bij het Weteringcircuit even stoppen en hem een knuffel geven? Bij het stoplicht bijvoorbeeld. Omdat het zo’n lieve jongen is. Maar ook dan zou ik zijn Zen verstoren.
Bij het Leidseplein had ik geen last meer van de kou of de motregen. Het enige dat ik hoorde was mijn zoon die in zijn hum was, als doping.
Toen we arriveerden en hij afstapte, zei hij: “Ik heb het koud.” Dat verraste me, een opgewekt gemoed is kennelijk geen kachel.
Ik leverde hem af bij de les en ging daarna een rondje lopen in de druilerige buurt waarbij ik zoveel mogelijk toeristen ontweek.
In de luwte van een portiek tikte ik het begin van dit stukje uit angst het kwijt te raken, terwijl voorbijgangers me aankeken alsof ik een junk was. Daarna liep ik terug, zodat ik het laatste kwartier van de les nog mee kon pikken.
Op het einde van de les doen ze altijd stopdans; als de muziek stopt mag je niet meer bewegen. Als je toch beweegt, ben je af. Het mooie was dat hij soms stil moest staan terwijl hij net op zijn kop stond. Dat moest hij dan extra lang volhouden. Jongens naast me maakten er nog opmerkingen over. Het lot was ons goed gezind, want T. won samen met een meisje dat voor het eerst mee deed. Ik was trots.
’s Avonds laat keek ik naar Tonio, een nogal aangrijpende film over ouders die hun zoon verliezen. Pierre Bokma op zijn best. Op een gegeven moment zegt Tonio tegen zijn ouders na een bezoek aan de kroeg voordat zij in een taxi stappen:
“Hé, wat ik nog wilde zeggen, ik ben heel blij met jullie.”
Ik vond het een mooie afsluiter: het vooruitzicht om samen een keer dronken te worden en dat hij zoiets zegt.
Dit stukje delen