Nat

Eens in de twee weken moet ik naar het Sportfondsenbad in Amsterdam Oost voor diploma A van mijn dochter.
Ik doe het niet graag.
Allereerst de temperatuur en luchtvochtigheid, alsof je met kleren en al in de sauna moet gaan zitten. Ten tweede bevroed ik dat de badmeesters opdracht van bovenaf hebben gekregen om een dusdanige zwemmethode te hanteren dat het kind niet al te snel vorderingen maakt. Ouders informeren voortdurend bij de meesters of hun kind niet al een badje verder kan omdat het zo tergend traag gaat. Vaak helpt zo’n gesprek. Feitelijk praat je je kind van het ene badje naar het andere.
Maar wat mij het meeste stoort is het huidige kleedkamerbeleid.
U moet weten dat in Amsterdam Oost veel Amsterdammers wonen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Ik heb het niet geteld, maar ik denk dat de verhouding autochtoon/allochtoon onder de kinderen ongeveer gelijk is.
Voorheen ging ik altijd naar een soort van algemene kleedkamer, waar de kaaskoppen en de allochtone moeders gebroederlijk aan het worstelen waren met de kleren van de kinderen en het ongeduld van hunzelf. Vaders zag je er weinig.
Tijdens het omkleden werd ik eind vorig seizoen opeens toegesproken door boos mompelende moeders dat ik in de verkeerde kleedkamer zat.
Ze maakten me attent op een pamflet aan de deur.
Ik las even later dat het de bedoeling was dat ouders zich kleedkamertechnisch moeten schikken naar het geslacht van de ouder. Was je een man, zoals ik, dan moest je met je kind naar de mannenkleedkamer. Het geslacht van je kind deed er niet toe.
Zodoende zitten de kinderen qua geslacht door elkaar en de ouders bij elkaar.
Het voordeel hiervan ligt hoogstwaarschijnlijk ergens ouderwets religieus ingelepeld.
Kennelijk hadden de allochtonen (vrouwen of mannen?) bezwaar gemaakt en kwam er deze huidige regel uit voort. Een slap polderig compromis, als je het mij vraagt.
De eerste keer was ik dermatig verbolgen dat ik weigerde te verkassen, wat bij een aantal medestanders van het nieuwe beleid tot emotionele reacties leidde.
‘Ik doe er niet aan mee,’ zei ik een paar keer omdat ik het kinderachtig en geheel niet strokend vond met mijn eigen opvattingen.
Ik hield voet bij stuk, maar de keer erop zat ik braaf met m’n dochter in de jongenskleedkamer, zwak als ik ben.
Ik voelde me in de steek gelaten.
Hoe komt zo’n oordeel tot stand, vroeg ik me af. Ik vermoed, zoals wel vaker het geval is, dat geld uiteindelijk de doorslag gaf. Dat hogerhand bang was dat de helft van hun clientèle weg zou blijven als men vasthield aan hoe het eens was. Normen en waarden zijn uitermate flexibel als ze verliesgevend dreigen te worden.
Als geld, macht en principes te water raken om een robbertje te gaan vechten dan weet u wel wie als eerste boven komt drijven. Principes in ieder geval niet; de lucht uit de bandjes van die arme stakkers is meestal zo weggeëbd.
Maar wat me nog het meeste stak is het totale gebrek aan empathie van de beslissers die helemaal voorbijgaan aan het feit dat mannen zoals ik (40+) weer tot bloei komen als ze in één ruimte zitten opgescheept met vrouwen waar ze naar kunnen kijken. Net als destijds in de disco. Dat plezier is mij zomaar door de neus geboord zonder mij ook maar iets gevraagd te hebben.
Ik kan wel janken.
U moet niet raar opkijken (zwaaien mag) als u binnenkort een malloot op de Dam ziet staan, in zwembroek, met een bord boven zijn kop: Baas in eigen zwembad!

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.