Mensonterend

Een dame in het café droeg in haar linkeroor een groot goudkleurig uitroepteken en in haar rechter een vraagteken. Vreemd, en nogal smakeloos, maar wellicht een teken van deze tijd. Ze was blond. Haar vriendin, zwarte krullen, sierlijk gedrapeerd op haar schouders, had geen sieraden aan haar oorlellen hangen.

In een ander café zat een Ier Trump te verdedigen tegenover twee Amerikaanse dames die niks van Trump moesten hebben. ‘He’s killing public art’, zei een van de dames, wat ik mooi vond.  ‘It’s all left-wing media shite!’ schreeuwde de Ier. Zijn uitspraken waren niet heel sympathiek, maar toegegeven, schelden kon hij als geen ander.

Buitengekomen, de politiek wegzuchtend, kwam Hedy D’Ancona net voorbij wandelen als de spreekwoordelijke duivel. Ze groette me, wat ik heel aardig vond, en ik groette haar terug. De man naast haar, met wit haar en niet meer zo goed ter been, keek even naar me op, zich kennelijk afvragend of hij mij ook kende.

‘This boat is sinking’, galmde het even later in het café. Welke boot bedoeld werd, ontging me. Misschien de ouderwetse boot zoals een geprinte krant, de npo? Het internet slokt oude structuren op, als een walvis. Was het eerst nog onschuldig, nu is het keiharde business, ook wel big data geheten. Alles verdwijnt in de bek: grenzen, instituties, gezag. You name it, it will be beaten, and eaten.

In het eerste café was de conclusie van mijn gezelschap dat er voorlopig geen beter alternatief is voor het huidige politieke systeem. We zitten in een weinig verheffend doormodderscenario van oude wijn in nieuwe zakken.

Ik dacht terug aan de term micro-targeting, uit dat gesprek. Hoe we door die precisie-bombardementen, ongemerkt steeds verder uit elkaar drijven. Facebook bouwt marketingmuren om ons heen, van glas, de slimmeriken. En alsof dat nog niet genoeg is, word je geruisloos in populistische mootjes gehackt. Straks weten we niet meer hoe we de stekker uit onze digitale zelf moeten trekken; wordt de gedachte aan ‘uit’ steeds onrealistischer.

De volgende middag was ik trouwens met mijn zoontje bij de kapper en werden we te woord gestaan door een mevrouw met een erge hese stem. Ik opperde vanwege een feestje, maar ze zei dat ze al anderhalve week ziek was, wat ik een beetje onsmakelijk vond. Ik had liever gehad dat ze had gezegd dat ze gewoon last van haar keel had. Terwijl ze haren bijeen veegde, vertelde ze dat er gisteren een vogel, een duif geloof ik, tegen haar keukenraam was gevlogen en hoe verschrikkelijk dat wel niet was. Ze dorstte het beestje niet op te pakken. Een man waarmee ze belde, stelde voor dat ze die vogel gewoon een schopje kon geven, zodat hij tenminste van het balkon af was, maar dat zou ze nooit doen, dat vond ze zo mensonterend.

Ik ben bang dat het vogeltje nog steeds op haar balkonnetje ligt.

Bij wijze van onbegrepen holistische symboliek, barmhartigheid en onpretentieuze kunst, pakte ik de oorbellen van de dame uit de 1e alinea en legde ze naast die arme ziel.

Hedy D’Ancona had dat vast wel begrepen.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , , , , , . Bookmark de permalink.