Lourdes

Ergens eind jaren zeventig voetbalden mijn broer en ik op het veldje bij de lagere school. Ik zat in de vijfde klas, mijn broer in de zesde. Het moet in de zomer zijn geweest, ik zie het uitgedroogde zand bij het doel aan de schoolkant nog voor me. Verdere detaillering moet ik u schuldig blijven, want mijn geheugen is wat roestig.

Bij het doel stond een hele rare vent, dat weet ik wel zeker. Hij was allerminst sportief gekleed: strakke spijkerbroek (Wrangler?) met wijde pijpen en een strak zittend spijkerjasje (Lee?). Uit het rechterborstzakje puilde een pakje shag. Hij was klein en tenger. Zijn gelaat was spits te noemen, afgewerkt met dun zachtbruin haar waar een toefje coupe soleil in zat. Meest in het oog springend waren zijn bruine leren cowboy laarzen met een forse schuine hak. Hij was zo’n vreemd verschijnsel, zo anders dan de kinderen van school, dat ik hem eigenlijk niet vertrouwde, alsof hij van een andere planeet kwam. Mijn broer kende hem echter, hij was net in de buurt komen wonen en hij zou bij hem in de klas komen.

Niet veel later voetbalde hij mee, op die laarzen. De hakken sloegen diepe gaten in het gras en ik kreeg een beetje medelijden met zijn enkels. Hij kon er natuurlijk geen klap van en ook niet veel later stonden we achter het doel te praten, terwijl hij een shagje draaide. Ik speelde wat met de bal.

We kregen het over muziek, welke nummers en bands we het beste vonden. Geen idee wat ik of mijn broer hebben gezegd, maar het antwoord dat hij gaf is me nog altijd bijgebleven: Hij was een David Bowie fan. Heroes was zo moordend goed. Ook dat antwoord was heel anders dan ik gewend was. Die gast was zo niet pluis dat ik hem nog steeds herinner, daar op dat veldje bij de doelpaal.

Die jongen was zijn tijd ver vooruit, zo besefte ik later toen ik Bowie zelf ontdekte. Gemeen goed. Het mineure gitaarrifje van de single Sound en Vision bracht mij jaren later meteen tranen in de ogen vanwege een op de rotsen gelopen relatie. Zelfs in de discotheek kon ik destijds alleen maar in elkaar zakken van de weltschmerz als dat nummer begon.

Nu ik er zo op terugkijk vermoed ik dat die vreemde jongen bij het doel David Bowie zelf was, teruggestuurd vanuit de toekomst om nog nader te ontdekken redenen die wellicht te vinden zijn in het Groninger Museum.

En mocht u van plan zijn daar naar toe te reizen, bijvoorbeeld met de trein, overweeg dan een station eerder uit te stappen om een stengel uit uw rouwbos neer te leggen op dat trapveldje voor de Vijverschans. U kunt vanaf het station meteen oostwaarts lopen richting een puntdak, waaronder een enge kerk schuilgaat. Daarachter ligt het veldje namelijk. U moet dan wel over een slootje springen, maar dat scheelt wel wat tijd, anders moet u omlopen en mist u misschien de volgende trein. En in Haren wil je sowieso niet al te lang zijn. Gelieve op het veld de bloemen te deponeren naast de rechterdoelpaal van het doel aan de overkant, vanuit de kerk gezien. Het kost even wat meer tijd, maar ik denk dat Bowie het zelf ook zo zou hebben gedaan.

 

 

 

 

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.