Lente

Al geruime tijd lag ik in een wak te kwakkelen met het schrijven van stukjes. Ik kwam er maar niet uit. Het gespartel leverde louter concepten op, waarvan ik de meeste na verloop van tijd weer verwijderde. Maar gisteren schoot ik zo hard uit het wak en maakte ik zo veel snelheid dat ik me nu meer zorgen maak of ik niet te veel hooi op mijn vork ga nemen. Er diende zich opeens een bonte stoet van verhaallijnen aan. Ik kreeg het er warm van alsof de overgang van die laffe winter naar de aanstormende lente zich in mijn hart voltrok. Ik was een blije eikel, in de dop.
En dat gebeurde allemaal in de auto toen ik mijn dochter weg moest brengen voor een repetitieweekend van haar musicalles. Met een enorme kater.

Het eerste lichtpuntje was dat iemand vertelde dat ze op mij had gestemd in de strijd om de blogger des Vaderlands tijdens het blogbal, afgelopen vrijdagavond. Ik dacht omdat ik zo’n vreselijk vriendelijke glimlach heb, maar ze benadrukte dat het om de inhoud ging, niet om iets anders. Ik wilde een handtekening op haar linkerborst zetten maar dat vond zij dan weer overdreven. Verder was het blogbal zoals een blogbal hoort te zijn: incestueus en saai. Schrijvers moeten vooral voor hun pc blijven zitten.

Ton van Eck is overigens de blogger des Vaderlands geworden via een betere steekpenningencampagne dan de andere favorieten.
Na afloop toog ik naar de stamkroeg van een vriend waar het bijzonder gezellig bleek te zijn. We kwamen allemaal andere bekenden tegen alsof het een reünie betrof. Die vriend maakte mij erop attent dat we nog naar de film waren geweest, wat ik mij op dat moment niet meer kon herinneren. Inherent Vice. Weet je nog, zei hij, met die ene scène. Hoe kon ik dat vergeten?
Deze lekkere vage film speelt zich af in de bedwelmende jaren zeventig in Los Angeles en bevat een van de meest erotische scènes die ik ooit heb gezien. Een vrouw gaat naast haar ex op de bank zitten. Ze biecht een hoerig verhaal op, terwijl ze haar voet tegen zijn kruis beweegt. Zij is naakt, hij stoned. En allemaal rustig gefilmd, zonder zweetdruppeltjes op de lens. Het was alsof het toen beter was, in de jaren zeventig.

Ongelooflijk dat ik daar niet meteen, vorige week, over heb geschreven. Sorry daarvoor. Ja, het is niet mals mensen om in zo’n wak te liggen. En koud ook nog.

Ondanks de enorme kater na die reünie was ik in staat de zaterdagse Volkskrant met droge ogen te lezen (wat een bikkel ben ik eigenlijk). Daarna ben ik Boyhood gaan kijken. Ook al zo prettig mild gekruid. Gebiologeerd gekeken hoe dat ventje elk half uur groter werd totdat hij zijn biezen pakte, wat er nogal bij de moeder van dat ventje inhakte. Zo stond ik ook ooit eens in de woonkamer bij mijn moeder die vroeg of ik nog wel een keer weer thuiskwam toen ik een kamer had in Groningen. Nee, denk het niet, zei ik waarop mijn moeder in tranen uitbarstte. Stel je niet zo aan, zei ik, denk ik. Zij had notabene zelf de kamer voor me geregeld. Maar nu had ik medelijden met de moeder uit Boyhood omdat die film het zo invoelbaar maakte.

En New York mag dan de Wolf of Wallstreet hebben, wij hebben de Wolf of Kolham.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.