Legio

Het was best nog een zonnige dag waarop het gebeurde, nogal onverwacht. Hij stond opeens naast me, met een koffer die hij op de grond zette om zijn jas aan te trekken.

“Wat ga je doen?” vroeg ik. “Ik ga,” zei hij. “Hoezo? Waarheen?” vroeg ik verbijsterd. Ik kon wel aan zijn kop zien dat hij het meende. “Gaat je niks aan,” mompelde hij en deed de deur open. “Wacht,” zei ik en duwde de deur ook open. Fel zonlicht verblindde me kort en nadat ik mijn ogen weer opende was hij verdwenen in het niets, Mijn Ego. Lekker dan, stamelde ik in gedachten.

Ik was er ziek van.

Op de posters die ik een paar weken later in de buurt had opgehangen (Wanted: Mijn Ego) kwamen geen reacties.

Iedere keer als ik aan Mijn Ego dacht, spookte het refrein van dat liedje van Ciske de Rat door mijn keel.

Mijn vader belde ook nog een keer, terwijl ik met die posters bezig was bij een wildplakzuil en mijn mobiel onder het behangplaksel kwam te zitten. Toen miste ik Mijn Ego het allermeest. Ik trilde ervan.

Ten einde raad heb ik nog een paar dagen op de Dam gestaan in een Koala-pak met een bordje op mijn buik: Free Hugs. Het waren vooral Aziatische dames die mij een knuffel gaven en door hun kleine gestalte kreeg ik jammer genoeg nogal last van mijn rug.

Wat wel leuk was, was de terugtocht op de fiets in dat pak. Toen ik Artis voorbijfietste, trok ik alle aandacht van een grote groep kinderen die heftig naar me zwaaide en schreeuwde. Dat was een van de weinige keren dat ik bij mezelf dacht: misschien heb ik Mijn Ego wel niet meer nodig.

Was de tijd in eerste instantie de ergste vijand (hoe kom ik ooit de volgende minuut door?) groeide deze steeds meer uit tot mijn beste vriend, of beter gezegd, een gekke oom met goeie verhalen. We spraken nooit over Mijn Ego, wat ik in het begin wel jammer vond, maar later juist niet.

Ik schaamde me een beetje voor mijn kinderen, zo zonder Mijn Ego. Vooral als dat liedje weer langskwam. “Je bent gefaald in het leven,” zegt mijn dochter dan spottend.

Ergste was als ik hem dacht te zien lopen op straat en ik dat dan dolblij achter hem aanrende en net als in de film bleek hij het dan niet te zijn.

Gisteren stond ik in de keuken naar buiten te staren en kneep mijn ogen dicht vanwege de zon die achter de wolken vandaan kwam. De gloed was anders dan normaal, roder. Was het wel de zon? Ik opende de balkondeur.

“Nou, sta daar niet zo stom te staan, laat me naar binnen,” zei dat stralende ding dat kennelijk Mijn Ego was. Voordat ik dacht, dit kan toch niet waar zijn, pakte ik hem met beide handen vast en duwde hem naar binnen, daar waar mijn hart normaal zit.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.