La dolce Vita

Ik was in Italië bij goede vrienden die daar een tweede huis hebben. Deze staat bovenop een heuvel, in een immens schilderij.

Het uitzicht oogt zacht, een stilgezette zee met golven van land. De Italianen praten ook met dezelfde zwier lijkt het. Steeds die gebaren erbij.

Het bevriende stel heeft geen kinderen. Ze wilden wel, maar het lukte niet. Toen dat destijds op een dappere manier tegen me werd verteld (..jammer, maar het is zeker niet het einde van de wereld.) op een feestje, vond ik het verschrikkelijk. Voor hun, en voor hun virtuele kinderen. Maar ook dat onze paden van elkaar af gingen wijken, was een zorg. En waarom trof het lot uitgerekend dit stel, waarvan ik zeker wist dat het bijzondere leuke en lieve ouders zouden zijn? Ik kan wel janken, zei ik tegen haar. Jammer man, zei ik tegen hem.

Ik kwam daarop omdat ik er tegenop zag mijn kinderen te bellen. Misschien moet ik daarover schrijven, dacht ik opeens, want een eerdere poging had niks opgeleverd, behalve een lomige vakantiesfeer.

En vanmiddag in een cafeetje had zij bij toeval tegen mij gezegd dat ik ook iets moest schrijven over Italië. “Ik ben al begonnen,” had ik gezegd, “gisteravond, maar ik ben er weer mee opgehouden.” Ik wijdde nog uit over de twijfel welke stukjes ik wel of niet moest plaatsen. Ze vertelde dat ze de stukjes over mijn kinderen het beste vond, dat die voor veel mensen waarschijnlijk het leukste zijn om te lezen en niet zouden misstaan in een blad. De meer filosofische uitstapjes vond ze minder interessant.

Ik ging mijn dochter bellen. Ze nam op en vertelde over het driedaagse kamp van school, het hoogtepunt van het laatste jaar. Dat het heel chill was geweest en dat ze vreselijk laat naar bed was gegaan, 1:30 uur en 2:30 uur. Op de laatste avond was er disco geweest. Ik vroeg of ze nog had gedanst. Ze zei: “Ja, en weet je, bij het laatste nummer Let it go, begon Anna te huilen en daarna haar beste vriendinnen en toen begon iedereen te huilen.” “Waarom dan?” zei ik onnozel. “Nou omdat iedereen straks iets anders gaat doen en dat we elkaar niet meer zien en zo.” Ik kneep een traan weg. “Ik ken dat nummer niet,” zei ik. “Ik ook niet,” zei Vera, “maar het gaat over dat je soms het meeste houdt van iemand als degene er niet is, zeg maar.” “Ja, dat is waar,” zei ik wederom vechtend tegen een traan. Niets is zo waar als songteksten.

Het is vreemd dit stuk in hun nabijheid te schrijven. Was het wel okay? Had ik niet beter de oude koeien in de sloot kunnen laten liggen? Trok ik niet aan de verkeerde snaren?

Het is mooi dat zij de stukjes over mijn kinderen waardeert en niet in frustratie of rancune is blijven steken.

Hij heeft al een paar keer gezegd dat ik leuke kinderen heb, wat hartverwarmend was om van hem te horen.

Volgende keer maar weer een filosofisch uitstapje.

 

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.