Kluisje

Ik was in Paradiso waar Godspeed You! Black Emperor speelde alsof de aarde in de jaren tachtig toch een fatale kernoorlog had meegemaakt en zij de muziek erbij hadden geschreven. De grondtoon was behoorlijk zwaar en doorwrocht van Philip Glass-achtige composities.

Voordat het concert begon had ik tranen in mijn ogen. Van het lachen. Ik was er namelijk met een goede vriend en we hadden bij de ingang besloten de kluisjes te nemen in plaats van de garderobe. Handig, zei hij. Het kost twee euro, zei ik.

Ik liep vervolgens naar nummer 250, omdat ik die bij het vorige concert ook had gebruikt. Dat nummer was al in gebruik, zag ik. Op zoek naar een vrij nummer riep mijn vriend me. We konden samen eentje nemen, bedoelde hij. Ah slim, dacht ik. We deden onze jassen in de kluis. Ik twijfelde nog over mijn trui, maar omdat hij die ook aanhield, liet ik het zo. We deden de kluis dicht en keken elkaar aan.

“Eh, jij hebt een pasje?” vroeg hij terwijl ik de sleutel met nummer 14 in mijn zak deed.
“Ja.”
“Okay,” zei hij, “dat betekent dat jij alle drank moet betalen, want mijn pasje zit in mijn jas.”
“Is goed,” zei ik.
“En anders moeten we weer twee euro betalen voor dat kluisje,” zei hij.
Dat leek me ook een beetje te gortig inderdaad.

In afwachting van de band, spraken we over vroeger, hoe lang het geleden was dat hij in Paradiso was geweest. Dat hij deze band in Vera, Groningen, had laten schieten ten faveure van zijn vriendin die in Amsterdam woonde. Onderweg naar Paradiso waren zijn gedachten afgedreven naar de eerste keer dat hij hier was, in zijn eentje. Lichtelijk melancholiek werd hij ervan.

En we hadden het over wat voor mooie zaal Paradiso toch was.

Ik had het ondertussen enorm warm gekregen en mijn trui uitgedaan en om mijn middel geknoopt. Toch een beetje spijt dat ik hem niet in de kluis had gestopt. Mijn vriend kennelijk ook, want niet veel later vroeg hij of je ook muntjes of iets dergelijks kon pinnen want hij wilde zijn trui in de kluis leggen. Geen idee wat hij precies bedoelde, maar ik zei dat je wel muntjes kon pinnen, want dat had ik bij het vorige concert ook gedaan. “Mag ik dan je pasje even,” zei hij na een paar minuten. We lachten. Dit was een catch 22, zei hij.

Hij ging terug naar de kluis. Succes, zei ik. Na een eeuwigheid kwam hij terug.

“Zo,” zei hij glimlachend, “dat was even spannend man.”
“Hoezo?”
“Nou, ik ben niet zo van het plannen hè, dus ik ga eerst naar die automaat voor die muntjes. Ik dacht, ik doe meteen twee keer, voor de zekerheid.”
“Van mijn geld.”
“Ja, van jouw geld. Maar ik sta dus even later met mijn pasjes in de hand, autosleutels etc. voor de kluis en ik dacht nog, iets gaat niet goed.. Maar ik deed hem toch dicht.”
Ik had de grap nog niets eens door, toch lag ik al in een deuk.
“Ja,” zei hij, “toen zag ik ineens dat ik mijn trui nog aan had!”
“Ha ha ha ha,” lachte ik, “daar ging het nu juist om!”
Hij lachte en zei: “Ja, en nu denk ik: ik had jouw trui natuurlijk ook even mee kunnen nemen!”
Ik merkte mijn trui weer op aan mijn middel en toen viel er dus een traan uit mijn ogen.
“Buurman en buurman!” zei ik.

En aldus geschiedde dat voor het concert begon ik het hoogtepunt van de avond al beleefd had. Ik had mezelf weer teruggelachen naar Groningen, met hem, op zijn studentenkamer.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.