In het hart

Katers zijn er in verschillende gradaties. De mildere varianten hebben mijn voorkeur, van de zwaardere word ik chagrijnig en schiet mijn gemoed om het minste of geringste vol. Vandaag heb ik gelukkig te maken met een goed te behapstukken bierkater wat me terug deed denken aan de afspraak van vorige week met een ex-collega.

We gingen naar de voetbalwedstrijd Ajax – Slavia Praag. In het stadion zaten we de kater voor de volgende dag te consolideren, want in het stadion wordt geen bier geschonken, maar alcoholvrije Grolschbocht. Goed natuurlijk om dat te doen, ik moet er niet aan denken dat bepaalde lieden in onze direct omgeving zich het lamlazerus konden drinken, zeker gezien het belabberde niveau van de wedstrijd. Maar heel slecht voor ons. We waren de uren voor de wedstrijd net een beetje op gang gekomen, wat op zich al een hele prestatie is in die uitgestorven omgeving.

Ik had J. al een half jaar niet gezien. Zo gaat dat. De laatste keer dat we hadden afgesproken zaten we in een zonovergoten Stenen Hoofd. Ook een gedenkwaardige avond.
Het mooie aan J. is dat hij het beste met me voor heeft.
Dat hebben natuurlijk meer mensen, maar degene die het expliciet maken (al dan niet op het eind van de avond) hebben toch een streepje voor. Ik vraag me nu opeens af of ík wel het beste met hem voor heb. Kennelijk is de constellatie met hem zo dat ik dat niet expliciet doe. Hij stelt de vragen, ik geef de antwoorden. Ik luister, hij vertelt.

Tegen het eind van de naborrel (whisky), vroeg hij wat ik ervan vond dat hij contact had gezocht. Het blijft moeilijk vragen te beantwoorden die te maken hebben met het wel en wee van een vriendschappelijke relatie. Echte vrienden die je niet vaak ziet, besluiten de avond steevast met de hartverwarmende opmerking dat je elkaar veel vaker moet zien. Wat zeg je als je geen officiële vriend bent? Ik weet niet meer wat ik geantwoord heb, ik zal wel wat gemompeld hebben. Om vijf voor twaalf, figuurlijk gesproken, kwamen we plotseling tot de ontdekking dat we beide onlangs twee boeken hadden gelezen die we erg goed vonden: “Extreem Luid & Ongeloof Dichtbij” en “Joe Speedboat”. Het schiet me nu te binnen dat hij eigenlijk ook iets Joe Speedboaterigs heeft. Vervolgens kwam “Slaughterhouse Five” ook nog voorbij. Hij kon het bijna niet geloven, zoveel overeenkomst en zoveel toeval. We waanden ons na die ontdekking volwaardig lid van de mutual admirations society.

Hij wil graag een familiekroniek schrijven. Daar heb ik hem wel in aangemoedigd, dacht ik. Zijn familie was een slag apart. Er zijn hartverscheurende dingen gebeurd. Hij verloor zijn ouders bijvoorbeeld op jonge leeftijd. (De eerste keer dat hij dat vertelde voelde ik een intens medelijden.) En de periode 40-45 heeft veel gewicht in de schaal gelegd, vandaar de link met Slaughterhouse Five.

We namen nog maar een whisky.

Bij de auto vertelde hij over een emotioneel weerzien in Duitsland met een tante. Hij vond haar vroeger ‘zo ongelooflijk… lief’. Ze waren beide in tranen uitgebarsten. Ik kon zien dat hij het weer beleefde. Zijn rechteroog werd er nat van.
Hij bracht me naar huis.

Toen ik uitstapte en hem een hand wilde geven, stapte hij ook uit. Niets is vervelender dan afscheid nemen in een auto. Een hand geven is al lastig, laat staan een omhelzing of een zoen. We omhelsden elkaar kort en lachend. Dat het een gezellige avond was en dat soort dingen.

Hij riep even later, toen ik bij hem vandaan liep: “We zien elkaar niet veel, maar in het hart zit het goed!”
Hij legde zijn hand demonstratief op die plek als was hij een indiaan.

Van de kater de volgende dag kan ik me niks meer herinneren, maar erg kan het niet geweest zijn.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.