Hybride

Ik zat te denken of ik het nog zou kunnen, een gedicht schrijven.

Het voordeel van die gedachte was dat ik al een begin had, maar hoe verder?

Misschien was ik de poëtische behoefte voorbij, terwijl dat in een ander tijdperk nu juist mijn kracht leek: met zo weinig mogelijk woorden zo veel mogelijk zeggen.

Maar ik zie nu zelf hoe het huidige schrijven dit schrijven beïnvloedt: te veel woorden, te veel vis in het water.

Dat was in de poëzietijd wel anders: elke volgende zin moest ik werkelijk uit mijn brein persen. En in die tijd zou ik mezelf waarschijnlijk semi-gevat vergeleken hebben met een citroen. Of een zuurpruim.

Zou ik dan ook besmet zijn met het verhaalvirus? Alles moet tegenwoordig in dienst staan van de vertelling. Grotere kaders, meer context.

Ik zou wel terug willen naar kort. Elke zin een donderslag of vlinderslag, al naar gelang hoeveel alkohol ik had genuttigd.

Ik kan het niet meer. De poëtische ambitie en pretentie hebben bakzeil gehaald. Terwijl ik ooit schreef:

Ik ben 

Het verhaal

Meester

Wat een gedicht is. 

Misschien is het ook wel beter zo.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column, poëzie met de tags . Bookmark de permalink.