Hubo

Ik ben een meesterklusser, dat weet iedereen, behalve de gereedschap-Gestapo van de Hubo bij mij om de hoek gezien hun gebrek aan respect voor zo’n grootheid als ik. In de winkel werkt personeel dat mij tot het uiterste weet te tergen.

Dat zit namelijk zo: als ik zo’n winkel binnenkom en een speciaal schroefje nodig heb, dan loop ik meteen naar de schappen met de schroeven. Zo moeilijk is dat niet. In een normale doe-het-zelf-zaak, pak ik die schroef, betaal, rond thuis gedecideerd de klus af en kijk heel tevreden naar wat ik gedaan heb, meestal in gezelschap van een biertje. Ik kan daar heel lang naar kijken, naar mijn eigen werk. Soms denk ik dat ik het verkeerde beroep heb gekozen als ik bijvoorbeeld naar een schilderijtje kijk dat zo mooi aan de muur hangt, ook al heeft dat schilderijtje daar meestal een paar jaar op moeten wachten.

Maar goed, deze winkel is niet normaal, die zit in een of ander duister labyrint. Die schroef die ik nodig heb, is er namelijk nooit. Dat zeg ik dan tegen zo’n kabouter. En met zo’n irritant hoog kabouterstemmetje (kunnen die lui niet normaal praten?) zeggen ze dan dat die schroef er gewoon is, middelste gangpad links onderaan. Ik weer terug en half over de vloer kruipend zoek ik me een ongeluk, maar vinden, ho maar. Knarsetandend strompel ik terug (spierpijn van zo laag bij de grond zoeken) en zeg tegen het mannetje met enige stemverheffing dat die schroef er niet is. En dan zo’n hooghartige reactie, zogenaamd een glimlach, maar ik weet wel beter: dat was een spijker, in mijn oog. En eentje die ik niet nodig heb, zo gewiekst zijn die aardmannetjes ook wel weer.

En normaal lopen kunnen ze ook niet die kabouters, ze waggelen heel irritant, als pinguïns. Bij het plaats delict aangekomen, gaat die gast heel soepeltjes door de knieën, klikt een doosje open en pakt precies de schroef die ik nodig heb op precies dezelfde plek waar ik even daarvoor pijnlijk zat te grasduinen. En die toon waarop zo’n gast dan triomfantelijk zegt: deze bedoelde u toch? Te irritant.

Vandaag was ik binnen een uur weer terug omdat ik iets vergeten was en met het incident van zo-even in het achterhoofd, zeg ik meteen bij de kassa wat ik wil. En die hooghartige reactie, weer met dat piepstemmetje, dat het niet de bedoeling is dat het personeel bestellingen van de klanten gaat halen. ‘We zijn IKEA niet. Het moertje dat u moet hebben, ligt in het middelste gangpad, rechts onderaan.’ Ik kreeg zo de neiging hem aan zijn bretels op te pakken om hem zo lang mogelijk door de zaak te helikopteren, maar ik hield me in en beende weg.

Terwijl ik een spiertje verrekte in mijn rechterbil bij het neerzijgen op die vervloekte doe-het-zelf-vloer, ging de bel, met zo’n heel irritant geluid, zo van: klingeling, klingeling. Er kwam een of andere super onhandige tante binnen die lachend en met een veel te harde kakstem vertelde over een groot schilderij dat opgehangen moest worden. Zij was zowaar nog irritanter dan die kabouter, een heks from hell.

Zegt die focking weggelopen Efteling-gast: ‘Ik snap het, loopt u maar even mee’. Wat? Het was zo schokkend dat er een Groningse aardbeving plaatsvond in mijn linkerbil.

‘Gaat het meneer?’ vroeg hij toen hij mij zag liggen, ‘kunt u het moertje vinden?’ Ik wilde natuurlijk van alles zeggen en zeker geen aardige dingen, maar ik had te veel pijn en kon alleen maar grommen. Ze liepen door en even later klonk er een hard gelach. Ik schudde mijn hoofd, gevoel voor humor hadden die gasten ook al niet.

Ik verliet strompelend de winkel, zonder het moertje, en besloot om op internet op zoek te gaan naar een bazooka.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.