Hol ik van

Vandaag hoorde ik Imca Marina op de radio. De dj interviewde haar omdat er een nieuwe app uit was gekomen over accenten en tongval in Nederland. Tongval vind ik een ontroerend mooi woord.

Imca zei dat ze in Veendam was en zichzelf net gelukkig had geshopt. Ze wilde een nachtjapon kopen, maar had nu een tas vol spullen aan haar arm bungelen, waaronder een banketstaaf. Mijn hart, in een auto geparkeerd op de Kostverlorenkade in Amsterdam, maakte een vreugdesprongetje en kwam licht melancholisch weer ter aarde. Veendam. Ik ben er geloof ik één keer geweest en die plaats heeft voor mij een diep Groningse weerklank, waarschijnlijk omdat mijn vader daar vroeger vaak over sprak. Als kind had ik mij Veendam voorgesteld als een bruisende stad. Die ene keer dat ik er doorheen liep, was nogal ontnuchterend. Er was geen flikker te beleven. Met een beetje slechte wil zou je dat symbolisch kunnen noemen voor het Groningse; een uiteindelijke teleurstelling. Of in ieder geval weinig verheffend.

Imca vertelde dat ze vroeger werd uitgelachen om haar Groningse tongval. Ze had spraaklessen genomen om niet meer voor lul te staan. Het deed me denken aan de keer dat ik in de repro stond van de Nederlandse taal en letterkunde faculteit in Groningen. Ik wachtte op een syllabus  en raakte in gesprek met een paar klasgenoten. Een meisje, een onnozel wicht, zei toen tegen me: “Hoe kan het dat jij Nederlands studeert, je spreekt helemaal geen Nederlands?” Ze had gelijk dat ik geen ABN sprak, ik knauwde er destijds nog luchtig op los en slikte zoveel mogelijk klinkers in, maar dat je daarom geen Nederlands zou kunnen studeren, is natuurlijk onzin. Mijn reactie op haar vraag was dat ik mijn wenkbrauwen tot recordhoogte liet zakken.

Imca vertelde ook dat ze zich inzette voor de Groningse taal omdat ze voorstander is dat streektalen nog gesproken worden. De Groningse jeugd taalt er niet naar, in tegenstelling tot de Friese die er wel pap van lusten (van het Fries bedoel ik). Misschien zijn de Groningers wel trots op hun toaltje, maar de PR is belabberd. Een leraar op de faculteit vertelde tijdens een college een keer dat het Gronings net als het Fries ook gewoon een taal is. Er zijn een paar ingrediënten voor nodig om een taal te zijn: een eigen woordenschat, een eigen grammatica en voldoende knauwers die het dorsten uit te spreken. En het Gronings voldeed met gemak aan die eisen. Dat wist ik natuurlijk al lang, toch was het mooi dat deze leraar dat wetenschappelijk bevestigde.

Jammer genoeg hadden mijn ouders bedacht dat er thuis geen Gronings gesproken werd, ten faveure van het gewone Nederlands, wat een mengelmoes opleverde van ABN en de streektaal, ook wel regiolect genoemd. Het maffe was dat ik mijn opa en oma van mijn vaders kant nauwelijks kon volgen als ik met ze sprak. Ik ben het plat Gronings nog steeds niet machtig. Ooit zei ik tegen mijn moeder dat mijn vader buitenlands sprak aan de telefoon. Ze lachte, nee joh, papa praat Gronings (tegen zijn moeder).

Hoe dan ook, in de auto naast een Amsterdamse gracht, wierp Imca Marina mij even terug naar de Groningse klei, waarvoor dank. En misschien had ik destijds toch gewoon Gronings moeten gaan studeren in plaats van dat beschaafde Nederlands.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.