Doorgezaagd

Ludmilla belde gistermiddag half in paniek dat haar fietssleutel was afgebroken. Ze had de opoefiets nog maar net en was bang dat hij een nacht buiten niet zou overleven. Ik toog gewapend met een hamer, ijzerzaag, de afgebroken helft van het sleuteltje, schroevedraaiers, camera en een geldig identiteitsbewijs naar de plek des onheils. De eerste poging om de afgebroken helft er verder in te duwen, dan de andere helft er op te zetten en proberen te draaien, mislukte.
Dan maar zagen.
“Balen hè, als je zo’n goed slot hebt?” hoorde ik al gauw. “Je hebt zeker nu wel respect voor die fietsenjunks of niet?”
Ja, heel grappig en origineel. Anders help je even een medelijder van dit aardse bestaan. Er reed ook een motormuis voorbij, zachtjes en zonder iets te doen. Ondertussen had ik het slot al aan één kant doormidden gezaagd. Helaas kon de ketting er nog niet langs. Het zagen op zich was een fluitje van een cent, alleen het slot fixeren was een probleem. Na wat gepruts vond ik de juiste houding en grip voor de volgende zaagsnede totdat een alcoholist, en ook een ex-junk, mij opmerkte. Binnen no-time had hij zich tot doel gesteld het slot te openen.
“Een Abus man, daar begon ik vroeger niet eens aan. Mag ik even proberen? Kijk, het lukt niet, maar ik wil het toch even proberen.”
“Ga je gang,” zei ik. Een poging met een fittingschroevedraaier draaide op niets uit, een veiligheidsspeld bood ook geen soelaas.
“Echt goede sloten man, Abus. Goede sloten zijn leuk, behalve als je je sleutel kwijtraakt, of niet dan?”
“Nou, ik ben de sleutel niet kwijt, hij is afgebroken.”
“O ja, dat is ook zo, dat had je al verteld.”
“Wacht es, hij is hier al half door, ik ga wel even wrikken.”
“Ja, dat heb ik al doorgezaagd,” probeerde ik nog, maar hij was al weer opgegaan in zijn gewrik. De jongen met de rode pet stopte en vroeg of ik mijn sleutel was kwijtgeraakt.
“Nee, afgebroken,” zei ik. Binnen no-time zat hij ook aan het slot van Ludmilla te frunikken en deed hij mijn eerste poging nog eens dunnetjes over, tot ongenoegen van de ex-junk. Ik was even bang dat ze ruzie zouden krijgen wie het slot nu eindelijk mocht openbreken. De ex-junk en de jongen met de rode pet deden om beurten nu hun best en de ex-junk vertelde even in snelteinvaart over zijn leven. Eerst 10 jaar aan de valium, nu aan de drank. Maar hé, het was niet zijn volk hè? Kankergasten waren het.
Ik nam ondertussen even een foto.

De jongen met de rode pet merkte nu ook de zaagsnede op. De ex-junk begon meteen weer te wrikken. De motormuis reed ook weer langzaam voorbij zonder iets te doen of te zeggen. De jongen met de rode pet deed nog één poging er ging ervandoor.

Ik was weer alleen met de alcoholist, de jongen met de donkere pet dus, die gromde dat het slot echt open moest. Ik deed pogingen hem te vertellen dat zagen toch de beste optie was, maar het was wederom niet aan hem besteed. Hij gebruikte nu, niet zo slim, de ijzerzaag als hefboom die prompt uit elkaar viel. Dit ging de verkeerde kant op. Ik maakte de ijzerzaag weer klaar en deelde hem nu op mijn assertiefst mee dat ik nu wilde zagen. Mijn handen jeukten inmiddels. Hij griste de zaag uit mijn handen en begon met volle overtuiging te zagen. Onder andere in zijn wijsvinger. Bloed droop op de grond.
“Zal ik maar gaan zagen?”
“Ja, ga jij maar zagen,” zei hij, terwijl hij de duim in een vodje papier wikkelde. Hij hield nu het slot op één plek. Dat ging beter. Een knappe jongeman, een halfbloed, zomers gekleed en een nog knappere vriendin stopten nu bij ons. “Wat zijn jullie aan het doen?” vroeg de jongen. De ex-junk begon meteen te ratelen dat dit geen diefstal was en dat ik mijn sleutel was kwijtgeraakt. “Nee, het sleuteltje is afgebroken”, zei ik, maar omdat het geen politie was, had ik geen zin om verder verantwoording af te leggen.
“We zijn under-cover”, zei de jongen, “hier is mijn id, mag ik het sleuteltje even zien?”
Echt heel goed under-cover waren ze, totaal onherkenbaar als politie voor een naïeveling zoals ik. Ik liet ze het sleuteltje zien en ze fietsen weer verder.
We gingen weer zagen. Dat van die drank klopte wel, rook ik nu ik zo dichtbij hem zat. Hij werd met elke heen en elke terug van de zaag enthousiaster nu het ernaar uit ging zien dat het zou lukken. “Hiermee kun je thuiskomen joh, je vrouw zal trots op je zijn, je gaat het echt redden, dat slot gaat hoe dan ook open, je hebt echt een goede zaag man.
Heb je een zoon of een dochter?”
“Een dochter.”
“Leuk man, ja die had ik ook, een dochter.”
Hm, dacht ik, nu krijgen we een heel naar verhaal.
“Ik bedoel, ik heb een dochter, maar eh, sinds de scheiding weet je. Het was een ECHTE scheiding, snap je?”
Ik knikte, ik kon me er wel iets bij voorstellen.
“Hé hij is open, geweldig man, you did it!”
Ik lachte en raapte m’n spullen bij elkaar.
“Hoe is het met je vinger?”
“O goed man, stelt niks voor.”
Hij liet de keurig rechte snee nog even zien.
“Ik heb zoveel man.”
Hij toonde zijn onderarmen. Ik knikte maar weer es.
“Jij rookt niet hè?”
“Jawel.”
“O, mag ik dan eentje van je?”
Hij frommelde kort daarna mijn pakje shag onder de snelbinders. Ik gaf hem nog een hand en een soort van high-five.
Volgende keer als ik hem zie, geef ik hem een biertje.

Bij thuiskomst kreeg ik meteen drie kredietpunten erbij van Ludmilla, en een biertje.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column. Bookmark de permalink.