Dat feest toen

Mijn dochter had afgesproken met een vriendin in Badhoevedorp, waar ze voor het eerst op bezoek zou gaan. Ze wilde beslist met het ov, maar het reisschema snapte ze niet helemaal. Met de auto zou het drie keer zo snel zijn, dus ik bracht haar maar.

We sloegen af bij Sloten en reden zo een deel van mijn verleden binnen dat al een hele tijd onder het stof had gelegen. Badhoevedorp, daar woonde een vriend in een boerderij waar vliegtuigen rakelings overvlogen. Meer dan twintig jaar geleden. Met een huiskat, Van Basten, als ik het goed heb. Een studentenboerderij.

Deze gedachten had ik naast cafetaria Patatza(a)k. We staan te wachten voor een brug. Mijn dochter heeft geen idee waar ik aan denk. Zal ik het vertellen? Het is zo lang geleden. Hoe leg je dat uit? De keren dat ik hier reed met mijn zus kan ik me nog goed herinneren. Na de brug linksaf met de bocht mee en dan waren wel er al bijna. Er is zo veel veranderd. Echt veel.

Deze plek, vlakbij de molen, is in mijn geheugen verbonden met de openingsscène uit een boek dat ik toen aan het schrijven was. Iets met een dolende dertiger, een geweer en een cliffhanger. Het hele verhaal heb ik jaren later nog laten lezen aan die vriend en zijn vriendin. Hij vond dat het wel potentie had. Zij niet. Ze had gelijk denk ik, ook al deed het pijn.

Café Het Hoekje passeren we en Chinees restaurant The Golden Village. Waarom schreef ik daar destijds niet over? Dit filmdecor met die lachwekkende teksten. We rijden met een gangetje van 30, naast ons een lang recht kanaal, alsof we in een lintdorp zijn in Groningen, alleen het water staat hier veel hoger dan daar.

We stoppen. Mijn dochter loopt zelf naar het huis van haar vriendin, ik mag niet meelopen. Die leeftijd heeft ze nu. Ze zwaait als ze bij de juiste deur is. Ik zwaai terug. Snel pak ik de telefoon en begin met tikken aan dit stukje voordat het gevoel bij me wegebt, misschien kan ik het nog bijbenen.

Dat feest toen in die boerderij, met die jongen die in de steunbalken klom van het dak, boven ons, om indruk te maken, die niet lang daarna verongelukte in België. En die blonde dame waar ik nog een gedicht voor had geschreven. En degene die me uiteindelijk thuis een boek liet zien van haar foto’s uit Amerika.

Een vrachtauto keert op de weg waardoor er een file ontstaat. Ik klap terug in het nu. Het water naast me is kalm, er is nauwelijks wind. De molen draait, de wieken bedoel ik.

Ik twijfel of ik iets moet zeggen over het etentje dat ik had met de tweelingzus van die vriend, een paar dagen geleden. Hoe mooi toeval is. En dat er wellicht toch minder is veranderd dan een aantal alinea’s geleden. Er is minder fictie. Dat vooral.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.