Campingblues 2

Campingblues 2

Bij het zwembad zou eigenlijk een bordje moeten hangen: verboden voor plastisch chirurgen.

Leden van het animatieteam, equivalenten van de skileraar, houden er toezicht. Een dame vond het nodig jongelui aan te spreken die elkaar erin wilden duwen. Een blond Nederlands meisje reageerde fel vanaf haar ligbed: Fuck haar gewoon, zij bepaalt dat niet! Het leek of ze haar intens haatte. Misschien vochten ze wel stiekem om dezelfde jongen.

Vandaag gingen we naar een toeristische trekpleister, een grot. Het was er extreem druk en warm. We moesten twee uur overbruggen, zo lazen we even later op de tickets.
Ik deed m’n ogen dicht in de schaduw van een boom.
Twee uur wachten om een grot te bekijken, het was heel verleidelijk om er een slechte grap over te verzinnen.

Een half uur later bestelde ik twee sandwiches en een friet aan de overkant. Met mayonaise? probeerde ik (anders lust V. het niet). Oui, oui, zei de mevrouw, hiernaast kon dat met een pompje. Pssst, pssst, deed ze voor. Ik lachte en ze lachte terug. Haar tanden waren ook een toeristische attractie; 50 tinten bruin, in de spelonken bijna zwart, misschien van het roken of een slechte afzuigkap. Toch roken, bedacht ik me later toen de bestelling klaar was, aan haar stem te horen. Ongezond misschien, maar ze was wel heel vriendelijk.

De grot was groot, klam en koud. Stalagmieten en stalactieten.

Op de terugweg stopten we bij de pomp annex bar (omdat T. moest plassen) waar ik op de heenweg had getankt. Ik moest toen betalen bij een man die in een hokje zat, een ruimte naast de bar. Leunend over de rand van het kozijn zag ik een fraai landschap van papiertjes, boeken, heel veel opgestapelde schriften, prulletjes in een waaiervorm om de man heen alsof hij daar al zijn hele leven zat. Een prachtig gezicht. Zijn rechteroog zag er gehavend uit, vlakbij zijn neus zat iets van plastic, als een permanente pleister. T. vond hem eng, zei hij bij terugkomst. Begrijpelijk, bij de Nederlandse pompen zie je dat soort gasten niet.

Bedacht ik me nog: In de rij naar het bootje in de ondergrondse rivier, in de grot, viel maar weer eens op wat een kuddedieren we zijn. Als op het einde een slachtbank had gestaan hadden we het waarschijnlijk niet eens gemerkt.

Morgen geen rijen in ieder geval. Zwembad. Hopelijk zonder anti-materie man.

 

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags . Bookmark de permalink.