Bubbels

De kinderen waren tot de conclusie gekomen dat ik met ze moest gaan zwemmen. Het was immers vakantie, dan doe je dat. En de dokter had laatst gezegd dat zwemmen goed voor mijn stijve gewrichten zou zijn, dus wie was ik om nee te zeggen.

Ik ben inmiddels op een leeftijd beland dat ik me heb neer te leggen met hoe ik nu eenmaal ben, of schijn te zijn. Dit zeggende, herinner ik me een dagdroom dat een van mijn euvels is dat ik eigenlijk teveel mezelf ben geworden; een soort van levend standbeeld waar geen land mee te bezeilen valt.

Zo heb ik kleedhokvrees in het zwembad. Toen ik klein was, in zwembad Scharlakenhof in Haren, werd de vrees geboren. Kleren, kluisjes, kleedhaken, plasjes water op de grond, gekke deursloten, handdoeken; een logistieke nachtmerrie. Ik voelde de vrees vandaag alweer opborrelen bij binnenkomst, maar ik lachte het weg.

Ik liep uiteindelijk met de tas behoorlijk triomfantelijk uit het pashok. Alles was kennelijk goed gegaan.

In het water, ik had enige vertraging opgelopen vanwege een ingewikkeld kluissysteem, zei Tim tegen me: “Pap, ik heb mijn horloge nog om.” Ik begon te lachen, wat hij niet kon waarderen. Hij vond het irritant dat ik hem niet had gezegd dat hij zijn horloge af moest doen. Nooit aan gedacht natuurlijk. Het horloge bleek trouwens waterdicht, dus wat zeurde hij eigenlijk?

Na een tijd gingen we met zijn drieën in het bubbelbad. Vera ging dicht tegen me aan zitten. Links van me luierde een jongeman. Aan de overkant van het badje praatte een vader, die een kleine tattoo op zijn bovenarm had, met zijn dochtertje op een rustige manier. Naast Tim zat een oma met twee kleinkinderen en er kwam een enorm mollige vrouw het badje in met een hele vriendelijke lach. De bubbels borrelden haar bovenstuk omhoog waar om werd gegniffeld. Ook door mij. Er heerste een serene en verbroederende kalmte in het bubbelbad. Een oase, in Amsterdam Oost.

Met deze sfeer in mijn achterhoofd dobberde ik verder in het pierebad en observeerde een jong stel dat met hun dochtertje aan het spelen was. Ik dacht aan mijn dochter, toen zij vier of vijf was, lang geleden. Alles herhaalt zich in dezelfde patronen. Je weet het, toch voel je dan een soort nederigheid als de totaliteit zich aan je openbaart.

De gedachte aan de oersoep drong zich aan me op. Ooit ontstond het leven in een groot warm bad. Ik kon me zo voorstellen dat ook in dit bad nieuw leven zou kunnen ontstaan als je er maar lang genoeg zou blijven en verbonden zou sluiten.

We gingen weer terug naar huis. Bij de pashokjes aangekomen zag ik tot mijn stomme verbazing opeens dat alle kleren van Tim nog in het kleedhokje lagen. Die was ik dus ook helemaal vergeten. Net als het douchen, en het haren wassen. En de slippers die we hadden kunnen dragen, die ik nu in de tas zag liggen.

In het pashokje lachten Tim en ik omdat we naakt waren en zo dichtbij elkaar stonden. Hij vroeg zich af of dat wel kon. “Tuurlijk,” zei ik.

Dat het nieuwe leven in Amsterdam Oost maar weer lekker simpel en ongecompliceerd mag worden.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , , . Bookmark de permalink.