Accordeon

Alle Nederlandse automobilisten zijn hufters. Ik ben zo vrij geweest om het zo bot mogelijk te ventileren anders is er geen hond die er naar wil luisteren, zo heb ik vernomen van de tijdgeest, en om eerlijk te zijn had ik zelf ook geen zin om van die afgekloven frases te gebruiken als in het algemeen en uit onderzoek is gebleken.
We zijn gewoon hufters. Klaar.
Deze stelling wordt helaas iedere keer bevestigd als ik in mijn Fiat Panda van Amsterdam naar Groningen scheur. Of beter gezegd: tuf, want het ding kan dan misschien wel 140-150 maar dan moet ik een extra keer tanken onderweg. Vandaar dat ik meestal 100 of 120 rijd, afhankelijk hoe de wind staat.
Van mijn rij-instructeur leerde ik dat je op een snelweg nooit moet gaan remmen, zeker niet plotseling, voor je het weet rollen er zo een paar auto’s over je heen. Een waarheid als een koe: op een snelweg dien je niet te remmen, behalve bij overstekende koeien.
Op het zeer open asfalt beton, door het polderlandschap, verlang ik altijd naar Frankrijk. Hoe ik daar eens in een Peugeot 405 stationcar van heuvel naar heuvel gleed, tijdens een vervlogen zomer, als in een ongeremde droom.

Ik kan me nog herinneren dat ik tijdens zo’n glijvlucht ineens het raadsel had ontcijferd wat nu precies zo tenenkrommend is aan het rijden op een Nederlandse snelweg.
Stelt u zich de volgende situatie voor: je rijdt op een tweebaans snelweg aan de rechterkant. Voor je doemt een vrachtwagen op. Het zal niet lang meer duren voordat je die vrachtauto moet passeren. Je kijkt alvast in de binnenspiegel waarin een snel naderende auto te zien is. Het gaat erom spannen of het gaat lukken met inhalen, want het zou zo maar kunnen dat de tegenspeler op het verkeerde moment op gelijke hoogte is zodat je niet kunt inhalen. Er dreigt het gevaar dat je je ankers uit moet gooien, waar behalve je maagzuur niemand beter van wordt.
Waar je voor vreesde, gebeurt. Op het moment suprème rijdt die hufter vlak naast je. Als de letters op de achterkant van de vrachtauto koeienletters worden, valt er niks anders te doen dan de remparachute te openen en je vingers diep in het stuur te klemmen van ergernis.
Ik knarsetand er dan meestal iets bij van: Godver-de-tering.
Als je pech hebt, en dat heb ik weleens, verschijnt er uit het niets een hele rits auto’s ter linkerzijde, waardoor je gedwongen wordt achter de vrachtauto te blijven hangen als een lulletje rozenwater eersteklas. Ik kijk dan zo veel mogelijk naar de mensen in de voorbijrijdende auto’s met een blik van: zien jullie niet hoeveel ik lijd? Zien jullie mijn tranen niet, stelletje ongeletterden? Als het erg tegenzit, dan heb ik ook weleens, dan rijdt de vrachtauto onder het toegestane minimum, is de stoet inhalers schier oneindig en zijn er meerdere auto’s waar melige kinderen met buitenboordbeugels je al zwaaiend uitlachen. Meestal steek ik dan een middelvinger op.

Ik  denk dat het stranden achter een vrachtauto typisch Nederlands is. We zijn lomp.

In Frankrijk heb je dat niet (en ook al heb je het wel, dan wil ik het niet weten, want ik moet het idee blijven houden dat de wereld elders beter is). Daar houden de mensen op de snelweg rekening met elkaar. Dat maakte ik die keer in de zomer mee; een automobilist die doorhad dat ik een walvis was die het strand te dicht naderde en daarom zijn voet licht van het gaspedaal haalde om mij de ruimte te geven om de vrachtauto in te halen..
Quelle Euforie!

Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen francofiel. Wel wilde ik u meegeven dat er vaker wijn gedronken moet worden, want dat is goed voor het gemoed en de benen, en als u tijdens uw jacht naar geluk walvissen ziet die het strand te dicht naderen, dat u uw voet licht van het pedaal moge halen.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags , , . Bookmark de permalink.