Varkenshart

Amsterdam – Den Haag
11-1-22

Bij de koffie vanochtend om 11 uur werd ik somber van het vooruitzicht weer een dag thuis te moeten zitten. Ik had gisteren weliswaar een productieve dag, op digitaal vlak, maar het grootste nadeel blijft natuurlijk het zitten achter die verdomde computer, of vóór zo u wilt (inwipt zei autocorrect, wat ik nog niet kende, inwippen, zo leer je nog es wat). Een half uur later nam ik de trein naar Den Haag, daar was ik al een tijd niet geweest.

Ik ben de enige in het hele treinstel. Correctie, de conducteur stapt net aan boord. Hij heeft mij nog niet gecontroleerd.

We zijn op Schiphol, of onder Schiphol eigenlijk.

We gaan 116 km/u. Buiten is het zonnig en koud.

Op station Lelylaan, waar ik instapte, dacht ik na over de artikelen die ik las over het coronabeleid. Hoe het nu verder moest, of hoe het niet verder kon. Perspectief bieden, lange termijn beleid of toch maar ad-hoc. (Je zal maar Ad Hok heten.) Het virus mag dan tot in de eeuwigheid bij ons blijven, de lock-downs hebben hun langste tijd gehad zou je zeggen. Je hoopt op gefaseerde versoepelingen, ik wel tenminste. Toch blijft vooral het liedje ‘There’s no easy way out of here’ hangen, daar op station Lelylaan.

We passeren zwarte akkers, alsof de natuur even had meegelezen en duiken kortstondig een tunnel in.

Het is niet zonnig meer. Wolken bedekken de hemel. Ten oosten is een scherpe grens van bewolking en open lucht.

Station Sassenheim. Een jongen stapt in, verderop. Zijn mondkapje hangt aan één oor. Vlak na het station is een McDonalds met zo’n afzichtelijk hoog reclamebord ervoor zodat iedereen in de wijde omgeving precies weet waar die niet moet zijn.

Op het digitale bord voor me staat de hele tijd ‘Dit is station Hoofddorp’ terwijl we die plaats allang achter de rug hebben. Dat bord heeft mentale problemen als je het mij vraagt.

We zijn gestopt op station Leiden. Een half jaar geleden was ik daar voor het eerst. Het is raar te constateren dat ik nog niet alle steden heb gezien in Nederland, om over dorpen maar te zwijgen.

Een dame achter me in de trein heeft een telefoongesprek over haar vader die een bepaald medicijn gebruikt. Hij reageerde er niet goed op, zei ze, daarom had ze gebeld. Een aardige dame, ze hield de klapdeur bij het naar binnen- én buitenlopen voor me vast zodat die niet tegen me aan klapte.

Het is kouder dan in Amsterdam, hier in Den Haag. Ik vraag me af of het wel verstandig Lees verder

Dit stukje delen
Geplaatst in Proza | Getagged , , | Reacties uitgeschakeld voor Varkenshart

Ca.

Al een poos kom ik niet aan schrijven toe, terwijl er zo veel te schrijven valt. Man, ik word er somber van. En dan gaat Remco Campert ook nog dood. Dus nu moet ik wel, voor mijn gevoel. Actie.

Een half uur geleden bracht ik mijn zoon naar school en zette hem af bij de kruising pal voor het gebouw. Nadat ik een aai over zijn bol had gegeven en me af wilde zetten, gebeurde er zo veel tegelijk dat ik niet van mijn plaats ging: van links en rechts kwamen fietsers aangezet die allemaal voorrang namen, links achter me parkeerde een rode auto uit, tegenover me stond een moeder op haar koter in te praten en twee (tortel?)duiven scheerden langs mijn hoofd. Ik werd er blij van, terwijl ik doorgaans niet van de chaos ben. Met een glimlach zette ik me in beweging. Vanwaar deze verrukking?

Campert dood. Ik las zijn necrologie gisteravond, op de NOS-app. Ik ga hem uitprinten en inlijsten, zo mooi vond ik hem. Het komt te hangen naast een column van Martin Bril over een parkeerplaats, die ik ook nog moet uitprinten. Tekst als beeld. Als je me wilt leren kennen, dan moet je mijn gedichten lezen, had hij tegen zijn dochter gezegd, toen ze tegen hem zei dat ze hem niet kende. Ik voelde met de dochter mee, maar ben tegelijk jaloers dat ik zoiets nooit heb durven zeggen, aan de bar bijvoorbeeld, naast een onbereikbare dame. Dat heeft natuurlijk te maken met de kwaliteit van mijn armoedige schrijfsels. Dan kun je je gewoon wat minder bravoure veroorloven.

Hij woonde op kruipafstand van zijn kroeg, ook zo’n goeie zin.

Ik zie nu pas dat in Campert zo’n ding zit waarmee je op vakantie kan. In zijn naam bedoel ik, niet in hem zelf.

Om terug te komen op het begin, de droogte in de pen: laatst was ik in Paradiso bij een optreden van Claw Boys Claw en tijdens het geweldige concert dacht ik wel tien keer: ik moet hier wat over zeggen. Hoe kun je als 70-jarige nog zo goed rocken? Was dit Peter te Bos wel, of een vernuftig hologram? Misschien dat Peter te Bos zo makkelijk overeind blijft omdat zijn muziek staat als een huis, ook al gaat het dak er altijd af. De toegift ‘I wanna be your dog’ van Iggy Pop & The Stooges, beter wordt het niet.

Mijn vader zei trouwens, tijdens het vieren van de 12e verjaardag van mijn zoon, dat de dood onbegrijpelijk is toen hij het over zijn ouders had, die in de jaren 80 overleden. Ik knikte en dacht ongewild aan het onvermijdelijke (mijn hart sloeg ervan over) dat hij er niet meer zou zijn en dat ik hetzelfde tegen mijn zoon zou zeggen. Ja, het leven is raar, zei ik maar.

In de necrologie stond dat Campert in 2013 zijn eigen graf bezocht (zonder dat hij er al in lag natuurlijk) en vond dat het er goed bij lag. Hij voelde de aarde al zachtjes aan hem trekken.

Dit stukje delen
Geplaatst in column | Getagged , , , , , | Reacties uitgeschakeld voor Ca.

Vrije Wil

Tijdens de wandeling hoorde ik opeens achter me: ‘Lekker weertje hè vandaag?”. Omdat het licht miezerde had ik mijn capuchon op waardoor de halve draai van mijn hoofd nergens op sloeg. Had iemand het tegen mij? Zal wel niet toch? Een jonge vent liep opeens naast me. Hij zag er hip uit, veel zwart. Zijn haar leek me ook geverfd. “Had je het tegen mij?” vroeg ik. “Ja,” zei hij, “mooi weer toch?” Ik wierp tegen dat het miezerde. Daar wilde hij niks van weten, het was mooi weer. “Ik woon in Zuid,” zei hij, “dit is de eerste keer dat ik hier loop.”
“Hier is de sluis,” zei hij waar niks tegen in te brengen viel. Ik vulde aan dat als deze sluis dicht ging je even om moest lopen. Voordat ik uitgesproken was, had hij me al onderbroken. Luisteren ging hem niet goed af.

Hij bietste een sigaret bij jongelui die ook de sluis overstaken, daardoor kreeg ik een voorsprong. Vijf minuten later kwam hij weer langszij. De sigaret was al bijna op. Hij vroeg wat voor werk ik deed. Ik vertelde het en vroeg daarna wat hij deed. ‘Helemaal niks!’ zei hij op luide toon. De HAVO had hij wel afgemaakt, maar nu was hij vooral bezig met zijn persoonlijke ontwikkeling.

‘Weet je,’ zei hij, ‘de man wordt tegenwoordig geremd in hoe hij is. Er moet ook ruimte zijn voor agressiviteit, anders wordt de agressiviteit onderdrukt. Tegenwoordig wordt hij steeds meer geremd, op school enzo.’

Ik heb niks tegen gekte,  zolang deze maar niet agressief wordt. We kwamen op een kruising waar ik eigenlijk linksaf moest, hij moest rechtdoor. Ik liep toch een stukje met hem mee, uit beleefdheid. Ik vond het merkwaardig en intrigerend dat hij opeens overging van zijn eigen perspectief naar ‘de man’. Had hij dit geleerd tijdens zijn persoonlijke ontwikkeling? Aan vragen stellen kwam ik niet toe, omdat hij niet luisterde.

We namen afscheid bij een brug vlakbij het Olympisch stadion. ‘Rechtdoor is Zuid toch?’ vroeg hij, ‘niet het Amsterdamse bos?’. ‘Ja klopt, rechtdoor is Zuid,’ zei ik,  en eh.. het beste, misschien zien we elkaar nog een keer tijdens de wandeling.’ Hij knikte kort en liep verder.

Mijn gedachten gingen terug naar een professor waar ik een keer mee sprak. Hij had verstand van overgangsrituelen zoals van een jongen naar een volwassene. Dat er een kern van waarheid in zat wat die jongen net zei. Gecontroleerd stoom afblazen is gezond.

Normaal gesproken had ik nu een brug geslagen naar iets, maar om eerlijk te zijn had ik het nog niet gevonden. Het was vreemd om zowel met de jongen te doen te hebben als hem te duchten. Was er een link met de vrije wil? Ik had er al twee artikelen over gelezen, van een voorstander (Ja, er is een vrije wil) en een tegenstander (De vrije wil bestaat niet). Respectievelijk een psycholoog en bioloog. Hoe zou die jongen daarover denken? Of Poetin?

Ik kijk uit naar de volgende wandeling.

Dit stukje delen
Geplaatst in column | Reacties uitgeschakeld voor Vrije Wil

Meppeltoernooi

‘De schoonheid van het leven is de vergankelijkheid,’ zei Karsten Kroon tijdens de Giro d’Italia. ‘Net als jij,’ voegde de co-commentator toe. ‘Zeker,’ zei Karsten, ‘we willen het allemaal zo lang mogelijk vasthouden, maar dat gaat niet’. Wat precies de schoonheid daarvan is, werd niet gezegd, wellicht is dat de berusting die ervan uitgaat.

In dezelfde week hoorde ik: ‘Voetbal gaat om de sportprijs, niet om de schoonheidsprijs,’ aldus een analist na de verloren finale van Feijenoord in de Conference League. Het mag ook lelijk, wordt er wel in sportkringen gezegd, als er maar gewonnen wordt.

Hemelvaart vandaag. In mijn jeugd, toen ik nog voetbalde, hadden we op die dag altijd een toernooi in Meppel, ook wel het Meppeltoernooi geheten. Lange reis, goeie tegenstanders. Ooit wonnen we het toernooi toen ik een jaar of zestien was. Dat was wat, want dat was nog nooit gebeurd in de historie van de club, met dank aan een nieuwe trainer die altijd hamerde op discipline. We zongen ons schor in de bus op de terugreis naar de eigen kantine. De meeste ouders en trainers werden dronken. We hebben met een aantal spelers en de trainer op de middencirkel van ons eigen hoofdveld gepist, puur voor de eeuwigheid. Getrouwde mannen zaten achter mijn moeder aan, zo bleek toen we eenmaal thuiskwamen. Ze stonden als jakhalzen te hijgen in en rond het huis. Het liep goed af, met dank aan het slot op de slaapkamer.

Ik moest er vandaag aan denken, aan het Meppeltoernooi, de traditie. Dat ik ooit tegen Pieter Huistra (8 interlands) stond: kansloos. Hij speelde me helemaal zoek op de rechterflank.

Op de Albert Cuypmarkt, in de luwte van een tiental ballonen aan een zwenkdraad, dacht ik aan het Meppeltoernooi, temidden van de gekste mensen. Al die verschillen, uit de hele wereld, in een mengelmoes van stijlen. Ik keek mijn ogen uit, zo mooi en zo veel mooier dan de finale tussen Feijenoord en AS Roma van gisteren waar de schoonheid in de kleedkamer was achtergebleven.

Dit stukje delen
Geplaatst in column | Getagged , , , | Reacties uitgeschakeld voor Meppeltoernooi

Sur

De kinderen verveelden zich in de vakantie en werden jaloers van de berichten die ze uit het buitenland kregen van hun vrienden. Een paar dagen later reden we richting de Belgische grens voor een dag Gent en een dag Antwerpen. Vooral Gent stond in mijn geheugen hoog op de lijst van mooie steden.

Dat mijn geheugen nogal roestig begint te worden werd me meteen duidelijk in het centrum van Gent. Twintig jaar geleden was ik er voor het laatst. De stad was veel mooier dan ik dacht. Ik waande me in een Harry Potter-film. Kennelijk was ik er 20 jaar geleden niet helemaal bij met mijn hoofd, wat ook zo was. Te veel bier, concludeerde mijn dochter.

Voordeel van het uitstapje was dat ik niet de hele tijd met mijn neus in het nieuws zat. Oekraïne. De oorlog. Nucleaire dreiging zelfs. Ik dacht, heel egoïstisch, aan mijn kinderen, in wat voor wereld ze momenteel zijn. Konden ze maar ruilen met mijn jeugd waar de ellende nog een vertrouwde ver-van-mijn-bed-show was.

(Ik realiseer me nu pas dat sommige mensen misschien opgelucht zijn dat de oorlog voor hen nu eens niet dichtbij is.)

In het eerste jaar van mijn studie heb ik nog een spreekbeurt gegeven, bedacht ik me, over de Irak-oorlog, die veel overeenkomsten vertoont met deze, tenminste de valse gronden waarop hij is gestoeld. De eerste minuut van de spreekbeurt klonk mijn stem als een Kalasjnikov, zo stotterde ik.

Ik moest ook denken aan de term ‘Politionele acties’ en Poetins’ ‘militaire correctie’.

Terug naar Gent. ’s Nachts om 5 uur werden we opgeschrikt door een alarm en een dame die door de luidsprekers galmde: ‘Wegens een technische storing dient iedereen het hotel te verlaten’. Nondeju, dacht ik, het komt nu wel heel dichtbij. Omdat het zo koud was, sommeerde ik de kinderen wel de kleren aan te trekken. Vera kon haar sokken niet vinden, Tim hielp met zoeken. Ik werd mega-chagrijnig. We liepen tien minuten later richting de uitgang toen een dame van het hotel meedeelde dat het loos alarm was, iemand had op de kamer gerookt.. Het lijkt Oekraïne wel, wilde ik zeggen, maar dat ging mij zelfs te ver.

Het duurde lang voordat we weer in slaap vielen. We herhaalden steeds de dingen die we zeiden net na het alarm, vooral het melige gesprek over de sokken van Vera, want die bleken aan de voeten van Tim te zitten.

Rond het middaguur betraden we een grote kerk waar een tentoonstelling was van Salvador Dali. Kunst, had ik zelf ondervonden, is troostend (als je in de put zit) en de combinatie met een kerk paste goed bij die gedachte. Het was er steenkoud, de verwarming stond uit, wellicht uit protest. Tegen mijn dochter zei ik dat Dali een soort fantasy-kunst maakte om haar wat warm te maken want ze houdt van dat (film)genre. Surrealisme was de officiële lezing, lazen we even later. Ik dacht terug aan mijn broer, hoe ik met hem ooit naar een Dali keek.

In de kerk werden beelden van Dali op de hoge muren en de gewelven op een Escher-achtige manier geprojecteerd . Ik dacht aan Oekraïne, aan het surrealistische karakter van de realiteit daar. Het moeten leven in een nachtmerrie vanwege de droom van een ander.

De volgende dag waren we in een fotomuseum in Antwerpen. Er was een tentoonstelling over (stereotype) mannelijkheid. Mijn gedachten gingen ook daar weer richting de oorlog, naar Poetin. Mocht hij ooit nog worden berecht voor zijn misdaden dan zou hij voor straf in ieder geval ook die tentoonstelling moeten zien, maar dat zal wel te surrealistisch zijn.

Dit stukje delen
Geplaatst in column | Getagged , , | Reacties uitgeschakeld voor Sur