Wraak

Ik wilde eigenlijk niet meer schrijven over die koters van me, maar ze laten me geen keuze. Met liefde steken ze dolken in mijn hart en ik gebruik dit dan ook therapeutisch, om even uit te huilen. Ergste van alles is dat ik het aan mezelf te wijten heb. Op het gebied van (flauwe) humor moest er alle ruimte zijn in dit huis, vond ik. Daar heb ik nu spijt van.

Eergisteren kwam ik terug van een vijfdaagse vakantie en ik stond als een vaatdoek op het schoolplein. Ik moet me maar groothouden, dacht ik nog, straks zien andere ouders het.

T. zag ik als eerste. Hij kwam op me afgerend zoals altijd en ik tilde hem op. “Ik heb je gemist,” zei ik. “Heb je mij ook gemist?” “Nee,” zei hij vrolijk, “laat me los.” Ik liet hem weer los en hij rende weg. Ah, daar was V. Jeetje, wat werd ze al groot. T. was misschien te klein, V. zou toch wel begrip hebben voor mijn weke gemoed? Ik deed ietwat theatraal en wanhopig beide armen in de lucht. Ze keek nauwelijks op en legde mechanisch haar hoofd even tegen me aan zonder enige vorm van empathie. Ze zei tegen haar vriendin die achter haar stond: “Dit doe ik alleen omdat ik weet dat hij dat wil.” Ik keek geschrokken naar de vriendin, die breed stond te glimlachen. “Heb je me niet gemist dan?” zei ik. Ze schudde nonchalant met haar hoofd. “Neuh,” zei ze en ze liep weer verder.

’s Avonds bij het eten probeerde ik nog een paar keer wat affectie uit die rotkinderen te trekken, maar weer kreeg ik nul op rekest. T. begon over een ijsje. Alleen als je me gemist hebt, zei ik. “Pfff,  ik pak gewoon één,” zei hij terwijl hij van zijn stoel gleed. “Ik heb je wel gemist hoor,” zei V. als een volleerd B-actrice. “In je slaap zeker,” zei ik. “Ja, inderdaad!” zei ze en pakte ook een ijsje, hevig lachend.

Ik heb als ritueel dat ik bij het ontbijt V. even over haar rug aai, dat doe ik al jaren. Vanochtend hadden we het erover dat ze genoeg moest drinken op school, vanwege darmproblemen in het verleden. Mijn hand ging naar haar rug, maar ze wierp die van haar af en zei, langzaam, als een heks uit Roald Dahl: “Nee papa, we gaan niet weer sentimenteel doen vandaag. Zo van (met een ander stemmetje): Ja, schatje, je moet wel genoeg drinken hoor, anders ga je dood.”

“Het is over,” zei ik onthutst. Van een knuffelkonijn naar een ijskonijn. Waarom nu? Kon ze niet een paar jaar wachten? Of een gefaseerde overgang zodat ik aan de gedachte kon wennen. Arme ik. “Mag ik niet meer over je rug aaien?” probeerde ik nog. “Nee,” zei ze, “nooit meer.”

“Pap,” zei T. Ik keek naar hem op. “Wat?” zei ik, nog steeds de klap van zonet verwerkend. Hij maakte mij attent op zijn rechterhand die op tafel lag. Uit dat kleine lieve kinderhandje stak een middelvinger omhoog.

Dit stukje delen
Dit bericht is geplaatst in column met de tags . Bookmark de permalink.